Samenvatting
De jonge koning Koldriaan wil graag zo snel mogelijk naar zijn geliefde toe. Hij besluit om dwars over de blauwe berg te reizen, ook al is hij gewaarschuwd voor een gevaarlijke toverkol, Kolika, beeldschoon en eeuwig jong. Kolika wacht al eeuwen tevergeefs op haar bruidegom en denkt dat Koldriaan haar langverwachte held is. Maar hij blijft weigeren om met haar te trouwen en dan moet hij van haar drie gouden ringen doorslikken, anders mag hij niet verder. Ze voorspelt hem de gevolgen: Hij zal ziek worden, eerst vlak na het huwelijk, dan na tien, twintig en dertig jaar, en steeds ernstiger. Koldriaan en zijn geliefde Miredo krijgen twee zoons, Fasol en Tido en als de eerste twee voorspellingen van de toverkol uitgekomen zijn, moet er iets gebeuren. De zoons worden eropuit gestuurd om de ban te breken. Zij beleven bijzondere avonturen en leggen ieder een lange weg af. Een prachtig sprookje voor kinderen en volwassenen, geïllustreerd met aquarellen van de schrijfster zelf.