Samenvatting
De gangbare Bijbel in de tijd van Jezus was de Griekstalige Septuaginta. In de eeuwen voor Christus is de Hebreeuwse Bijbel vertaald in het Grieks voor gebruik in synagogen buiten het Heilige Land en later ook daarbinnen. Die vertaling kreeg de naam Septuaginta (= zeventig) naar de zeventig vertalers. De Septuaginta werd het 'taalbed' van de Vroege Kerk en het Nieuwe Testament. De apostelen en misschien ook Jezus waren vertrouwd met deze Septuagintavertaling; dat blijkt uit de citaten en verteltrant in het Nieuwe Testament. De Hebreeuwse teksten die de basis vormden voor de Septuaginta zijn verloren gegaan. Hedendaagse vertalingen van de Hebreeuwse Bijbel maken gebruik van de veel jongere 'Masoretische' teksten uit de tiende eeuw na Christus. Er zijn duizenden verschillen tussen de oudere Griekse Septuaginta en de Masoretische teksten,- sommige belangrijk, andere onbeduidend. Pieter Oussoren - de vertaler van de Naardense Bijbel - is begonnen aan een integrale vertaling van de Septuaginta. De Bijbel van Jezus biedt een eerste proeve (Genesis 1-13), afgedrukt naast de vertaling van de Hebreeuwse tekst (uit de Naardense Bijbel) om te kunnen vergelijken. Een inleiding over het belang van de Septuaginta is van de hand van prof. Pieter van der Horst.