Samenvatting
Nebukadnezar II, koning van Babylon, geeft opdracht om uit Palestina een aantal jongelieden over te brengen naar zijn hof. Deze getalenteerde jongens, van hoge komaf, zullen, na onderricht in de wijsheden en kennis van dit rijk, worden ingezet aan het hof ter meerdere glorie van de koning. Vanaf het begin valt een viertal jongens op, dat zich verzet tegen de voorschriften en rituelen, die indruisen tegen hun onbegrepen en onbekende geloof in de God van Israël. Met een beroep op die God en met Diens hulp gelukt het dit viertal af te wijken van die regels, inclusief die betreffend eten en drinken. Hun houding ten opzichte van Baäl, dè grote god van Babylon, wordt hen door het hof niet in dank afgenomen. De God van Israël geeft Daniël vooral, maar ook zijn vrienden meer dan normale kennis en inzicht. Gedurende hun lange studie en ook daarna genieten zij aanzien in de ogen van Nebukadnezar. Jaloesie drijft andere hovelingen tot het uiterste. Zo worden zijn vrienden en ook Daniël zelf, één en andermaal in levensgevaar gebracht. Maar beide terechtstellingen, via leeuwenkuil en brandende oven, weten zij vol vertrouwen te overleven, zich beroepend op universele macht van de God van Israël!