Fragment
De hond.
In dezelfde straat, net om de hoek vlak bij ons huis, lag een grote moestuin. Naast deze moestuin zat een transportbedrijf.
Een in mijn ogen grote, gemene hond bewaakte het terrein. Volgens mij was de hond nog groter dan een paard en zo vals en sterk als een leeuw. Eén keer stond ik oog in oog met dit monster. Ik deed het zowat in mijn broek. Dat voelen die beesten feilloos aan.
Het onberekenbare van deze hond was dat het dier niet altijd vast zat aan een touw of in zijn afgeschermde ruimte liep. Niet zelden gebeurde het dat hij vrij in de wijk rondliep. Op de meest onmogelijke plaatsen en momenten stak het beest zijn kop om de hoek en zette dan de achtervolging in. Het was een nachtmerrie voor mij en ik was erg bang voor dit beest.
Op een ochtend zag ik de hond voor het toegangshek van de school zitten. Hij zag mij ook en begon wild aan zijn touw te rukken en te blaffen. Gelukkig zat hij vast anders was mijn leven daar vroegtijdig geëindigd, denk ik.
Ik koos eieren voor mijn geld en liep zo snel als ik kon terug naar huis. Toch door het hek naar binnen gaan zou zelfmoord zijn geweest.
Ook was er niemand die het dier in bedwang kon houden wanneer het losbrak. Toen ik voor de deur van ons huis stond realiseerde ik me dat ik een probleem had. Ik werd thuis nog niet verwacht!
×