Samenvatting
Na de totstandkoming van de compilatie van het oude juristenrecht in de 'Institutiones' en de 'Digesta' en van de keizerlijke rechtstraditie in de Codex Justinianus heeft de kanselarij in Constantinopel haar beleid, gericht op de verdere ontwikkeling en actualisering van de rechtsorde, met elan voortgezet.
Tussen 535 en 575 hebben vele overwegend in de voertaal van het Griekstalige Byzantijnse rijk uitgevaardigde verordeningen vernieuwing gebracht op uiteenlopende gebieden van het recht, in het bijzonder op dat van het staats- en bestuursrecht, het kerkelijk recht, het privaatrecht en het strafrecht. Deze nieuwe verordeningen, Novellae, zijn, anders dan het juristenrecht en het keizerlijk recht, niet meer door Justinianus in een authentieke codificatie samengebracht, maar overgeleverd in particuliere optekeningen door geleerden.
De meest volledige en gezaghebbende van deze novellenverzamelingen is de Collectio graeca 168 Novellarum, die ongeveer een decennium na de dood van Justinianus tot stand is gekomen. Zij ligt ten grondslag aan de vertaling die in de delen x-xii is opgenomen. Toegevoegd is bovendien de tekst van het Authenticum, eveneens een particuliere verzameling die een letterlijke vertaling in het Latijn van de Griekse tekst bevat en die een essentiƫle rol heeft gespeeld bij de receptie van novellenrecht in Europa.