Samenvatting
Op zeventienjarige moet Claudine haar geliefde Montigny verlaten voor een nieuw leven in Parijs. De verhuizing, samen met haar vader, vindt ze verschrikkelijk en de eerste periode in de grote stad is ze er dan ook flink ziek van. Ze vindt troost en warmte bij haar toegewijde meid Mélie en hoewel hij nog steeds door zijn slakken is geobsedeerd, ook bij haar vader en natuurlijk bij haar geliefde poes, Fanchette. Uiteindelijk raakt Claudine door haar vanzelfsprekende nieuwsgierigheid toch geïnteresseerd in Parijs, waar ze haar neefje Marcel ontmoet en zijn vader, haar oom Renaud, de man met wie ze later zal trouwen. Maar ook wordt ze nog hopeloos verliefd op een vrouw. Meedogenloos, onstuimig en sensueel legt Colette, alias Claudine haar geestige observaties en avonturen vast tussen de intrigerende personages die haar omringen, waarbij ze op fantastische wijze de glamour en opwinding van het Parijse leven oproept.