Fragment
De gemiddelde Romein woonde in een insula, een ‘eiland’, een huizenblok van meerdere verdiepingen aan vier kanten door straten afgebakend. Op de begane grond lagen winkeltjes, daarboven lagen de flats of appartementen, huureenheden van één of meerdere kamers. Water, aan- of afvoer, was daar niet. Klinkt ongemakkelijk, maar het water (aqua) dat met aquaducten van kilometers ver werd aangevoerd (ducere) was helder en fris. Ongemakkelijker was het ontbreken van sanitair; voor iedere behoefte groot of klein moest je het huis uit naar het openbare toilet, de latrina publica. Zo’n toilet best goed verzorgd; comfortabele, marmeren zitplaatsen en directe aansluiting op de riolering. Als je binnenkwam betaalde je de uitbater een kleine bijdrage; hij hield immers de boel schoon en bij hem kon je je spons huren. Papier gebruikten de Romeinen namelijk niet. Als je op het toilet zat, liep er voor je voeten een klein stroompje water. Daarin doopte je de stok met spons waarmee je jezelf na gedane arbeid reinigde. Vervolgens spoelde je de spons weer netjes schoon en gaf hem terug bij het verlaten van de ruimte. Uiteraard was het aan te raden bij toiletbezoek je eigen spons bij je te hebben, maar ja, je weet hoe dat gaat, zoiets is niet altijd te plannen. Dan was het goed dat je iets kon huren. Zo’n beetje als met de schoenen op de bowlingbaan, toch? Hoge nood doet wonderen voor prioriteiten.
×