Fragment
De bel ging. Ze schikte haar haren en wierp haar spiegelbeeld een zoete glimlach toe.
Een oudere heer met een baret en een grijze baard keek haar vriendelijk aan. Ze probeerde een collectebus of badge te ontdekken. Vergeefs.
‘Goedemorgen, mevrouw.’
Hij stak zijn hand uit.
Chraja pakte de hand aan en knikte terug.
‘Ook een goedemorgen.’
‘Ik heb gehoord dat u portretten schildert.’
‘Dat klopt.’
Chraja betrapte zich er even op dat zij zijn gezicht controleerde op enige sporen van ijdelheid.
‘Dan val ik maar meteen met de deur in huis. Zou u mij willen schilderen?’
‘Ik schilder geen baarden.’
‘Wat zegt u, mevrouw?’
‘Ik schilder geen baarden.’
De meneer leek even van zijn stuk gebracht.
‘Daar zegt u me ook wat.’
‘Ja,’ beaamde Chraja eenvoudig.
‘En nu?’
Chraja haalde licht haar schouders op.
‘Het is aan u.’
Hij keek haar niet begrijpend aan en knipperde even met zijn ogen.
‘Bedoelt u… moet ik… bedoelt u dat ik…’
Chraja wachtte zijn gehakkel geduldig af.
‘Bedoelt u werkelijk dat ik mijn baard moet afscheren?’
‘Natuurlijk niet,’ antwoordde Chraja, ‘dat zou wat zijn.’
De meneer keek haar opgelucht aan.
‘Gelukkig, ik dacht al, maar…’
‘Maar wat?’
‘Hoe werkt het dan? Ik bedoel, schildert u mij dan zonder baard? Maar dat zou toch…’
‘…onwenselijk zijn, ja’, maakte Chraja de zin kordaat af.
Hij keek haar lichtelijk wanhopig aan.
‘Het is niet zo ingewikkeld,’ hielp Chraja hem verder, ‘ik schilder u niet, tenzij u het ervoor over hebt om uw baard af te scheren, maar dat lijkt mij voor u niet wenselijk, als u aan uw baard gehecht bent tenminste.’
Hij knikte teleurgesteld.
‘Ach, gehecht… dat is het niet eens, het is meer dat… ik heb hem wel al mijn hele leven…’
Niet met de huidige beharing, dacht Chraja kritisch. Die zal in de loop der jaren vast vervangen zijn. Ze probeerde haar lach in te houden.
‘Er zijn ook schilders die geen problemen hebben met baarden,’ probeerde ze hem te bemoedigen.
Hij knikte wat ongelukkig.
‘Dat zal wel, ja, maar ik had gehoord dat u… ik had eigenlijk gehoopt dat u… ik heb wat portretten van u gezien, begrijpt u.’
Chraja vroeg zich af of hij gewend was in halve zinnen te spreken, of dat haar aanwezigheid hem zo in verlegenheid bracht.
Ze haalde weer haar schouders op.
‘Maar,’ probeerde hij toch nog een keer, ‘mag ik u vragen waarom u geen baarden schildert?’
‘Ik houd niet van baarden.’
‘Ach zo.’
Hij knikte langzaam.
‘Ja… in dat geval…’
Chraja knikte meelevend en verwachtte dat hij elk moment rechtsomkeert zou maken. Dat gebeurde niet. Hij was aanhoudend.
‘Zijn er…’
Hij wachtte even.
‘Zijn er eigenlijk meer… ja, hoe noem je dat… zijn er meer onderdelen waar u bezwaar tegen heeft?’
‘Onderdelen?’ vroeg Chraja scherp.
‘Nou, net als baarden.’
‘Nee, alleen baarden.’
‘Dat is jammer. Dat is echt verdomd jammer.’
Chraja knikte glimlachend.
‘Nou, mevrouw…’
Chraja keek hem vragend aan.
‘… dan zal ik u niet langer van uw werk houden. Dan wens ik u nog een prettige dag.’
Mijn werk, dacht Chraja. Daar houdt hij me zeker vanaf, zolang hij zijn baard niet afscheert. Ze grinnikte even.
Hij stak wederom zijn hand uit en zij pakte hem aan.
‘U ook een fijne dag.’
×