Samenvatting
Berlijn, 1933. Met de opkomst van het nationaalsocialisme wordt de introverte scholiere Charlotte Salomon almaar stiller, en ze is vaak alleen; haar klasgenootjes mogen niet meer met joden omgaan. Toch begint het leven haar langzaam maar zeker ook toe te lachen: haar stiefmoeder, een beroemde zangeres, brengt leven in de brouwerij, en heeft bovendien een wel erg aantrekkelijke zangleraar, die interesse lijkt te hebben in Charlotte. Dan wordt ze ook nog eens - bij hoge uitzondering, ze is immers joods - toegelaten tot de kunstacademie. Haar wereld stort in wanneer ze vlucht naar haar grootouders in Zuid-Frankrijk, en daar voor het eerst beseft dat haar moeder niet is overleden aan de gevolgen van een zware griep, maar zelf een einde aan haar leven heeft gemaakt. Zelfmoord herhaalt zich binnen haar familie als een refrein. Charlotte is vastberaden deze naargeestige traditie hier en nu te doorbreken. Ze gaat aan het werk; ze moet schilderen, de doden tot leven wekken. Ze schildert veel, snel, kleurrijk en groots, ze gaat de strijd aan in een gigantisch kunstproject dat schilderijen, muziek en tekst combineert: Leven? Of theater? Maar de dreiging van de dood is overal om haar heen: in haar familie, in haar geboortestad, in haar Franse toevluchtsoord - en, tot slot, in Auschwitz. Charlotte is het buitengewone portret van een bijzondere en ongekend moedige vrouw. David Foenkinos ging in haar voetsporen op zoek naar het ware verhaal van haar leven, en heeft dat weten te vatten in een onvergetelijke roman. Niet eerder was een literair eerbetoon zo aangrijpend.