Fragment
Het was op de twaalfde volle maan van het jaar, de dag waarop Tiamat in haar menselijke gedaante huist en zij zonder vrees benaderd kan worden. Bloem had twee van haar Knoppen gestuurd om de Grote Chaotikahn en Hellena naar de Diamantberg te brengen, waar Tiamat woonde. Ze moesten er voorzichtig lopen, over de spekgladde bergplateaus waar de zon fel op scheen en waaraan de berg haar naam ontleende. De ijskoude wind sneed dwars door hun kleren heen, maar het uitzicht was adembenemend. Toch waren ze blij niet lang te hoeven zoeken naar de grot van Tiamat. De geur van zwavel hing scherp in de lucht en werd almaar sterker, naarmate ze dichterbij kwamen. Hellena liep voorop.
“Tiamat!” riep ze, toen ze de opening van de grot zag liggen. “Tiamat! Ben je daar? Hier zijn Hellena en Nevyn. We komen om je raad!”
“Kom verder Hellena, Nevyn,” klonk het uit de grot. “Het is veilig.” Samen betraden ze de grot waar een klein vrouwtje bij een vuurtje water aan het koken was. Haar kleding, één enkel gewaad, was zwart met een rode voering en op haar hoofd prijkte de Ster van Chaos, de diadeem met de achtpuntige ster aan de voorkant. Tiamat zweeg, terwijl ze de thee bereidde en de kopjes ronddeelde. Toen keek ze Hellena en de Grote Chaotikahn strak aan.
“De bedreigingen naar Magh Chaotikah nemen hand over hand toe,” zei ze. “Magh Chaotikah is de krachtigste magische plek ter wereld en het is niet voor niets dat dit een thuis is geworden voor vele van de magische wezens die de planeet bevolken. Als het evenwicht verstoord raakt, zal een nieuwe aanval van de duistere kant fataal kunnen zijn.”
“We kunnen de aanvallen afweren met zwaard en bijl zo lang als het nodig is,” zei de Grote Chaotikahn, “maar dat zal een strijd worden die nooit meer ten einde komt.”
“Geweld,” zei Tiamat, terwijl ze hem zo indringend aankeek dat het voelde of ze in zijn hersenen kroop, “geweld is niet de oplossing voor dit probleem. Voor geen enkel probleem!” De Grote Chaotikahn slikte en was blij toen Hellena het woord nam.
“Chaotikah moet verdwijnen,” zei ze.
×