Fragment
‘Eh, ahum, eh, Cassie?’
Cassie hoort haar naam, stopt met lopen en ze kijkt om zich heen om te zien wie haar roept.
‘Cassie, hier, hier ben ik.’ Het is de stem van een meisje, maar Cassie ziet nog steeds niemand.
‘Het is net als bij Notel. Je moet lager kijken.’ Cassie volgt de raad op en kijkt naar de grond. Ze ziet alleen maar paddenstoelen, maar het lijkt wel of er een beweegt. Onder het hoedje van een van de paddenstoelen ziet ze een gezichtje dat naar haar opkijkt.
‘Hoi, ik ben Tilly.’
Cassie is verbaasd en weet even niet wat ze moet zeggen. Langzaam beginnen ook de andere paddenstoelen te bewegen. Tientallen gezichtjes kijken naar haar op.
‘Wie, wie zijn jullie?’
‘Wij zijn Stoelers,’ zegt de paddenstoel die zich Tilly noemt.
‘Stoelers? Had jij dat ook niet even kunnen vertellen, Notel?’
‘Je moet alles in je eigen tempo ontdekken, Cassie. In je eigen tempo.’
‘Daar ben ik dan mooi klaar mee.’ Ze weet even niets meer te zeggen.
Die stilte maakt Tilly onzeker. ‘Eh, Cassie, wil je niet met ons praten?’
‘Ja natuurlijk, Tilly. Zo heet je toch? Er gebeurt ook ineens zo veel. Maar vertel eens, kunnen alle paddenstoelen praten?’
‘Nee joh, gekkie. Wij zijn geen paddenstoelen. Kijk maar,’ en Tilly pakt haar hoedje, zet het af en legt het op de grond.
Cassie ziet een meisje van ongeveer 15 cm groot. Nu zetten alle paddenstoelen hun hoedje af. Een bonte verzameling van kleine mensjes staat om haar heen.
×