Fragment
Nieuwe maan, 20 februari 1909:
Het was donker in de tuin, maar als een dief in de nacht bewoog een schaduw over het gras naar de Rododendrons. De zwarte cape maakte de persoon praktisch onzichtbaar en alleen een oplettende ervaren jager was de snel vooruit bewegende schim opgevallen, maar er was geen jager in de tuin. Vannacht werd er niet op wild gejaagd, maar op drank en een gewillige dame om de ontembare lusten mee te bevredigen, want vannacht was het carnaval. Vrouwtjeszaterdag om precies te zijn. De gedaante droeg in de rechterarm een bundeltje doeken en in de linkerhand een slagershakbijl. Het asgrauwe licht van de nieuwe maan was onvoldoende om de weg in de tuin te vinden en toch leek de schim geen moeite te hebben met het vinden van de haag met de Rododendrons. Er klonk gegrom van een hond ergens van de rechterkant van de persoon met de zwarte cape. De linkerhand kneep harder in het houten handvat van de hakbijl. Het had er alle schijn van dat de hond dichterbij kwam. De gedaante stopte met lopen en legde voorzichtig het bundeltje stof op de koude zwarte aarde onder de eerste Rododendron. Een doek verschoof en het gezicht van een baby werd zichtbaar. Het kind was hooguit een dag of tien oud. De vorst zat nog in de grond en de doeken boden amper enige bescherming
tegen de optrekkende kou. De schim graaide naar een klomp bevroren aarde en ging rechtop staan om te luisteren waar de hond
was. Het was stil op wat geluiden na van feestvierende mensen uit het herenhuis. De baby begon zachtjes te huilen. Een diep gegrom. De gedaante draaide zich abrupt om waarbij de cape op bolde. Zonder enige bedenking gooide de persoon de klomp aarde naar de kop van de hond die brutaal op het grasveld grommende toekeek. Het viel niet te zien waar de klomp aarde terechtkwam, maar de hond werd bij lange na niet geraakt. De terriër begon harder te grommen en liet haar tanden zien. De haren stonden rechtop in de nek van het dier. Het zachtjes huilen van de baby ging over in krijsen. De terriër stoorde zich aan het scherpe geluid van de baby en kwam gevaarlijk dichtbij. Even leek de gedaante niet te weten hoe te handelen, totdat het papieren carnavalsmasker werd omhoog geschoven: ‘Maak dat je weg komt!’ Een blik van herkenning in de ogen van de terriër, die ervoor
zorgde dat het gegrom ogenblikkelijk ophield. De gecoupeerde staart kwispelde zuinigjes. ‘Ga!’ De gedaante maakte een trapbeweging in de richting van de hond, die behendig een kleine drie meter naar achteren liep en daar nieuwsgierig bleef staan...
×