Samenvatting
Sinds 2000 zijn er in Nederland en Vlaanderen vele honderden dichtbundels verschenen. Als je die productie overziet, merk je een grote diversiteit en veelkantigheid: van klassieke sonnettencycli tot boeken waarin met de hand is bijgeschreven, van bundels met bijgevoegde cd's tot hedendaagse epische poëzie. Dit boek presenteert 26 essays over evenzoveel poëziebundels, die elk een opvallende plek opeisten in de recente literatuurgeschiedenis of een scharnierpunt betekenden in het oeuvre van hun maker. De anti-canto's van H.H. ter Balkt, de totaal witte kamer van Gerrit Kouwenaar, het ontij van Anneke Brassinga, de totale vlam van Peter Verhelst, de gletsjer van Anne Vegter, de buitendeur van Charles Ducal: deze bijzondere bundels worden doorgelicht door de beste poëzielezers van vandaag.