Samenvatting
De vijfenzestigjarige Alphons leeft als een kluizenaar. Hij brengt zijn dagen door in zijn lievelingskamer op de eerste etage van zijn comfortabele herenhuis. Vanaf zijn antieke bureau bij het raam overziet hij het oude plein waaraan hij al vele jaren woont. Hij luistert elke dag naar de mis in b mineur van Johann Sebastian Bach; en hij schrijft brieven aan deze componist die hij met 'Sebastian' aanspreekt, en die hij zijn ‘vriend’ noemt. In zevenentwintig brieven – één voor elk deel van Bachs omvangrijke meesterwerk – schrijft Alphons over zijn liefde voor deze sacrale muziek en reflecteert hij op de eeuwenoude teksten van de katholieke mis. Hij haalt herinneringen op uit zijn voorbije gelukkige leven waarin vrouwen en kunst de hoofdrollen speelden. Ook vertelt hij dat hij, als niet-christen, op zoek is naar God ('...wat dat onbegrijpelijke woord ook mag betekenen.'). Hij schrijft hierover: ‘Ik verwacht niet dat ik aan het einde van deze lange reis zal weten wie God is, maar ik hoop dat ik een beetje meer vertrouwd zal zijn met het mysterie dat Zijn naam draagt.’