Samenvatting
Het gebruik van grond is noodzakelijk om bepaalde publieke doelstellingen te realiseren, bijvoorbeeld de aanleg van woonwijken, industrieterreinen en wegen. Lang niet alle grond in Nederland is in eigendom van de overheid. Dat betekent dat de genoemde doelstellingen dikwijls (gedeeltelijk) op grond van particuliere eigenaren moeten worden gerealiseerd. Het zelfrealisatierecht houdt in dat particuliere eigenaren - vanwege hun eigendomsrecht op de grond - in principe het eerste recht hebben om tot realisering van deze doelstellingen over te gaan. Het ligt voor de hand dat de overheid hierop een zekere invloed wil uitoefenen. Maar hoe ver mag die invloed reiken? En hoeveel ruimte heeft een particuliere eigenaar om naar eigen inzicht bepaalde doelstellingen op zijn grond te realiseren? Wat is, kortom, de reikwijdte van het zelfrealisatierecht, en in hoeverre mag de overheid dit recht beperken? Lisanne Groen beschrijft de omvang van het zelfrealisatierecht vanaf het eind van de negentiende eeuw - het moment waarop de nationale wetgever zich voor het eerst begon bezig te houden met ruimtelijke ordening - tot aan het heden. Zij maakt inzichtelijk op welke manier maatschappelijke ontwikkelingen als verpaupering, bevolkingsgroei en stijging van de grondprijzen de overheid tot handelen aanzetten. Hoe de wettelijke instrumenten die hiervan het gevolg waren (en die zijn in onder andere de Woningwet, de Onteigeningswet en de Wet ruimtelijke ordening) de omvang van het zelfrealisatierecht in de loop der tijd hebben beperkt, wordt in dit boek gedetailleerd in beeld gebracht.