Samenvatting
Boegbeeld in de kelder schetst de bewogen geschiedenis van de gevarieerde archeologische collectie van KU Leuven. De eerste professor archeologie in ons land, kanunnik Edmond Reusens, bouwde vanaf 1864 een didactische collectie archeologie uit in het Maria-Theresiacollege. In de eerste helft van de 20e eeuw werd de verzameling succesvol uitgebreid dankzij de inspanningen van René Maere, Raymond A.G. Lemaire en Fernand Mayence, hoogleraren in respectievelijk de christelijke archeologie, architectuurgeschiedenis en klassieke archeologie. De verwoesting van de historische inboedel van de Universiteitsbibliotheek bij aanvang van de Eerste Wereldoorlog, werd immers grotendeels gecompenseerd door Griekse schenkingen, Duitse restituties en eigen aankopen voor de archeologische collectie. Tijdens het interbellum verwierven de musea voor christelijke en klassieke archeologie een ereplaats in de Universiteitshal. Ze werden een waar uithangbord, een ‘boegbeeld’, van de Leuvense alma mater. In de decennia die hierop volgden, verloor de collectie echter geleidelijk aan haar glans en toen de universiteit na 1968 werd opgesplitst, werden de stukken gelijk verdeeld. Maar zelfs vanuit de kelders en gangen van de faculteit Letteren, waar het Leuvense deel uiteindelijk belandde, bleef de collectie haar oorspronkelijke didactische rol vervullen. Tot vandaag blijft het Didactisch Museum Archeologie met haar rijke en verscheiden collectie knipogen naar de wereldgeschiedenis.
Boegbeeld in de kelder schetst de bewogen geschiedenis van de gevarieerde archeologische collectie van KU Leuven. De eerste professor archeologie in ons land, kanunnik Edmond Reusens, bouwde vanaf 1864 een didactische collectie archeologie uit in het Maria-Theresiacollege. In de eerste helft van de 20e eeuw werd de verzameling succesvol uitgebreid dankzij de inspanningen van René Maere, Raymond A.G. Lemaire en Fernand Mayence, hoogleraren in respectievelijk de christelijke archeologie, architectuurgeschiedenis en klassieke archeologie. De verwoesting van de historische inboedel van de Universiteitsbibliotheek bij aanvang van de Eerste Wereldoorlog, werd immers grotendeels gecompenseerd door Griekse schenkingen, Duitse restituties en eigen aankopen voor de archeologische collectie. Tijdens het interbellum verwierven de musea voor christelijke en klassieke archeologie een ereplaats in de Universiteitshal. Ze werden een waar uithangbord, een ‘boegbeeld’, van de Leuvense alma mater. In de decennia die hierop volgden, verloor de collectie echter geleidelijk aan haar glans en toen de universiteit na 1968 werd opgesplitst, werden de stukken gelijk verdeeld. Maar zelfs vanuit de kelders en gangen van de faculteit Letteren, waar het Leuvense deel uiteindelijk belandde, bleef de collectie haar oorspronkelijke didactische rol vervullen. Tot vandaag blijft het Didactisch Museum Archeologie met haar rijke en verscheiden collectie knipogen naar de wereldgeschiedenis.