Samenvatting
Het is de mensheid waarvan ik houd en het is de mensheid die handige kleuters laat zwoegen voor schoenen, gedragen door zwijnen. De lach in de stad die ik niet kan negeren, en de twijfel of je vader mijn moeder heeft verkracht. Het is macaber met luguber en morbide moeten rijmen terwijl ik liever dans in de nacht dan dat ik schrijf. Het is niet wat ik als kleine had verwacht. Dom kind dat ik was. Het is naïef vertrouwen op een zekere onwetendheid, in strijd met het brein wat maar pleit dat ik fout zit. Dit is niet wat ik wou, maar mijn lichaam zit vast aan mijn geest tot-ie oud is. Of toch beslist vroegtijdig te stoppen. Het is piekeren of ik je moet vergeven of verbranden. Het is de woede die ik hoe dan ook moet omvormen tot iets moois. Het is zoeken naar betekenis, in de rotzooi opdat ik je kan bewegen. De ene richting zijn strop, en de ander haar kansen.