Samenvatting
Sonnet 66, W. Shakespeare. Zo uitgeput ben ik van dit alles dat ik naar de dood verlang, Van een mens van waarde te zien als bedelaar geboren, En nietsnutten die zich vrolijk uitdossen, En zuivere trouw kwaadaardig bedrogen, En het overladen met eer van hen die het niet verdienen, En een onschuldig meisje tot hoer gedwongen, En rechtvaardige volmaaktheid met slechtheid behandeld, En kracht door corruptie ondermijnd, En kunst monddood gemaakt door zij die heersen, En dwaasheid die zich als een dokter vermomt, En simpele waarheid voor te simpel gehouden, En het goede dat naar het pijpen van het kwade moet dansen, Ik wil voorgoed ontsnappen aan dit alles, Echter, sterven betekent ook: jou alleen te moeten laten.