Samenvatting
Jaren '80. Het is oorlog in Amsterdam. De politie vecht tegen krakers, drugsdealers, werklozen en verslaafden, terwijl de graffiti-terreur de spuitgaten uitloopt. Burgemeester Ed van Thijn zit met de handen in het haar. Een watje, zo wordt hij door een groot deel van de inwoners genoemd. ´Schop het schorem de stad uit´ wordt er van alle kanten geroepen. Fons Veenstra woont in Hoorn, een rustig stadje aan het IJsselmeer. Hij werkt als muziekleraar op het Bloemkoolcollege, een middelbare school op het platteland. Het lesgeven gaat hem aardig af, al smijt hij dagelijks leerlingen de klas uit. Met schoolzaken bemoeit hij zich nauwelijks. Hij ontduikt vergaderingen en met collega´s gaat hij niet om. Wel beleeft hij avontuurtjes met leerlingen van het vrouwelijke geslacht en met enkele mama's. Samen met zijn vriendin Kiki verhuist hij naar Amsterdam. Tegenover theater Carré aan de Amstel heeft hij een appartement gekocht . Hij wil opgeslokt worden door de grote stad, een stad zonder leerlingen en collega´s. Fons Veenstra verlangt naar anonimiteit. Hij wil wandelen, de stad verkennen. Ook wil hij de geilheid van de stad ontdekken. Want hoeveel meisjes zitten er niet op hem te wachten? Ondanks dat hij zich verheugt over zijn verhuizing kent hij angst. Hij droomt over messentrekkers, overvallers, hooligans en drugsjongetjes. De hoofdstad zit immers vol met agressie. Radio, tv en kranten spreken er dagelijks over.