Fragment
De kroonprins had door dat ik staarde, maar ik was te langzaam in het afwenden van mijn blik. ‘Wie zijn deze meisjes?’ wilde hij weten.
‘Twee slaven uit het rijstdorp, Hoogheid,’ zei de wachter naast mij. ‘Ze vielen de prins lastig.’ Ik wilde hem maar al te graag duidelijk maken dat ik het woord “slaaf” niet leuk vond om te horen, maar ik hield wijselijk mijn mond.
‘En wat gaf jullie het recht?’ vroeg de kroonprins.
Ik dacht eerst dat de grond begon te trillen, maar ik kwam er al snel achter dat ik dat zelf was. ‘H…Hoogheid…’ stamelde ik. Mijn stem stierf weg. Dit was allemaal mijn schuld. Arme Jiwoo.
‘Ze hebben me niet lastiggevallen,’ zei de jongere prins plotseling. ‘Ze waren gewoon op de verkeerde plek toen de wachters me vonden.’
‘Dat mag dan wel zo zijn,’ zei Kyong grijnzend, ‘maar ze weten nu dat vader ziek is. Dat hebben ze net gehoord.’
‘We hebben niks gehoord, Hoogheid,’ riep Jiwoo in paniek. ‘We beloven dit nooit aan iemand te vertellen.’ De wachter gaf haar een trap in haar rug. Jiwoo viel brullend voorover.
‘Wie gaf jou het recht om tegen de kroonprins van Joseon te spreken?’ siste de wachter.
‘Vermoord de slavenmeisjes,’ besloot Kyong. ‘Het is misschien goed voor mijn broertje als hij ziet wat de consequenties zijn van zijn ongehoorzaamheid.’
De jongere prins begon te vloeken en smeekte zijn broer om ons met rust te laten. Ik hoorde het niet. Wat er gebeurde ging als een waas aan mijn ogen voorbij. Ik voelde hoe ik bij de kraag van mijn modderige jurk werd gegrepen en overeind werd getrokken. Jiwoo overkwam hetzelfde. De wachters sleepten ons al in de richting van de opengaande deur. De lemmeten van hun zwaarden glommen in het maanlicht.
Wanhopig keek ik om me heen, maar het enige wat ik zag was hoe de kroonprins weer begon te krabben aan de rode plekken op zijn lichaam. En toen wist ik het. ‘Hoogheid!’ brulde ik hysterisch. ‘Ik kan u helpen!’ De wachters stopten echter niet met lopen. ‘Met de jeuk, bedoel ik!’
‘Stop!’ riep Kyong onmiddellijk na het horen van mijn woorden. Hij wachtte niet tot de wachters mij naar hem toe brachten, maar liep zelf met grote passen op me af. ‘Hoe weet jij van mijn aandoening?’ Hij fronste en ontblootte zijn tanden. ‘Wie heeft je dat…’ Kyong staakte zijn zin en rechtte zijn rug, waarna hij de wachters het bevel gaf mij en Jiwoo los te laten. De wachters deden wat hij hen opdroeg en vertrokken toen door de deur. Alleen de kroonprins, de jongere prins, Jiwoo en ik stonden nog in de zaal.
‘Ik herken de symptomen,’ gaf ik zachtjes toe. Dat was niet gelogen. Mijn vader had dezelfde huidaandoening gehad. Schrale, rode plekken hadden zijn hele lichaam bedekt. Hij probeerde ze vochtig te houden, maar dat gaf geen resultaat. Nana had een dikke zalf voor hem gemaakt, dat leek te helpen. Zolang hij de plekken vettig hield en genoeg rust nam, trokken ze langzaam weg. Hoewel ze nooit voor altijd wegbleven.
‘Liegen tegen een kroonprins is dodelijk,’ waarschuwde Kyong.
‘Ik lieg niet. Dat zweer ik.’
Jiwoo stond naast me, nog steeds te trillen als een rietje. Op haar wangen hadden haar tranen een spoor getrokken in de opgedroogde modder.
De jongere prins kwam nieuwsgierig naast zijn broer staan en keek van hem naar mij en weer terug. ‘Je kunt mijn broer helpen?’
Ik knikte vastberaden.
×