Samenvatting
‘De hemel die ik mij als kind voorstelde, daarbij geholpen door wandplaten in mijn vaders ouderlijk huis, vond ik vervelend. Wat moest je met een engel aanvangen? Ze leken intrigerend, maar je was snel uitgepraat met een engel. Engelen waren controlefreaks. Altijd lineair en efficiënt. Ik begreep dat ik moest wachten tot er zich nieuwe hulpmiddelen aandienden om me een betere hemel te verbeelden. Wellicht begon ik toen te lezen.’ Ook deze verhalen zijn verweven met de bekende thema’s van Posmans romans: de moeilijke en vaak onmogelijke aanpassing aan de groep, de breekbare en vaak onmogelijke liefde als verweer in een onbegrijpelijke wereld.