Samenvatting
De destijds omstreden traumapsycholoog Jan Bastiaans (1917-1997) staat vanwege zijn pionierswerk met onder meer het hallucinerend middel LSD weer volop in de belangstelling nu het werkende bestanddeel MDMA, bekend van partydrugs als XTC, tot opzienbarende resultaten leidt bij de behandeling van getraumatiseerde oorlogsveteranen. In dit boek wordt Bastiaans betekenis beschreven aan de hand van mediaberichten over een periode van drie decennia. Daarbij wordt tegelijkertijd de ontwikkeling geschetst van het KZ-syndroom tot wat nu een posttraumatische stressstoornis (PTSS) heet.
In de jaren zestig werd duidelijk dat concentratiekampoverlevenden psychische klachten ontwikkelden. Dit stond bekend als het KZ-syndroom. Het was het proefschriftonderwerp van psychiater Jan Bastiaans, later hoogleraar te Leiden. Hij ging oorlogsslachtoffers behandelen met onder meer LSD, een middel dat in 1966 werd verboden. Maar enkele psychiaters, onder wie Bastiaans, kregen toestemming het middel medisch te gebruiken. Hij hoopte hiermee na de lichamelijke bevrijding van 1945 een geestelijke bevrijding te bewerkstelligen. Zijn methode was omstreden bij vakgenoten, maar niet in de media. Met uitzondering van enkele columnisten verdedigden zij medisch gebruik, ongeacht hun signatuur. Bastiaans zei er voorzichtig mee om te gaan. Patiënten zeiden er baat bij te hebben. Meer bewijs was onnodig. De dagen van de randomized trial moesten nog komen. Inclusie typeert de geschiedenis van het KZ-syndroom. Slachtoffers veranderden in getroffenen en later zelfs in betrokkenen. Aanvankelijk was de diagnose gereserveerd voor overlevenden van de Duitse kampen. Daar kwamen niet opgepakte verzetsmensen, overlevenden van de Japanse kampen, veteranen met verwerkingsproblemen, slachtoffers van Molukse gijzelingen en tweede-generatiekinderen - ook van NSB’ers - allemaal bij. Een eerste schatting van een paar duizend patiënten groeide hierdoor tot 200.000 uit. De documentaire Begrijpt u nu waarom ik huil… (1969), de discussie over de Drie van Breda, de opening van Centrum ’45 (1972), de Molukse gijzelingen (1975/1977) en de tv-serie Holocaust (1979) leidden tot uitvoerige berichtgeving hierover. De kranten droegen echter ook bij aan de uitdijing. Een door hen veel belichte oorzaak was de wens van psychiaters dat de symptomen van de klachten en niet de oorzaken (het KZ) de diagnose bepalen. Slachtoffer of dader, kampoverlevende of getuige van een auto-ongeluk: het doet er niet toe. De term KZ-syndroom verdween. De alles overkoepelende, en belangrijke verschillen wegpoetsende, posttraumatische stressstoornis (PTSS) was geboren.