Samenvatting
Met de enorm toegenomen contacten tussen moslims en christenen gedurende de laatste 25 jaar is het voor een christelijke geleerde een plicht geworden om islamitische lezers niet onnodig te kwetsen, maar voor zover mogelijk zijn verhandelingen kenbaar te maken in een vorm die voor hen acceptabel is. Hoffelijkheid en een irenische houding eisen tegenwoordig in elk geval dat wij niet over de koran als het bewuste product van Mohammeds geest spreken; de auteur is echter van mening dat dezelfde eis ook wordt gesteld door integere wetenschapsbeoefening. Daarom heeft hij alle uitdrukkingen die impliceren dat Mohammed de auteur van de koran was, inclusief die spreken over zijn 'bronnen' of de 'invloeden' op hem, veranderd of gewijzigd. Aan de andere kant is het volgens hem juist dat we spreken over de 'invloeden' van de wereld van buitenaf op de Arabische omgeving; evenzo gelooft hij dat het geoorloofd is een 'ontwikkeling' in de manier van denken van de gelovige op te merken; en een dergelijke ontwikkeling hangt vermoedelijk met een accentverschuiving in de openbaring samen.
Een belangrijk nieuw onderdeel is de index op de koran. Bij zijn eigen werkzaamheden heeft de auteur de index die is opgenomen in H.U. Weitbrechts Stantons 'Teaching of the Qur'an' (Londen, 1919), erg waardevol gevonden en heeft hij geprobeerd iets dergelijks te maken, zij het meer in overeenstemming met de denkwijzes en interesses van vandaag.