Samenvatting
Het is mei 1977 wanneer er in een Drents dorpje een lagere school wordt gegijzeld door vier Molukse mannen. Laurà is zeven jaar oud en zit in de eerste klas. Na een week van angst en onzekerheid wordt zij samen met haar schoolgenoten bevrijd. Twee weken later volgen de leerkrachten. In ‘Belanda’ vertelt Laurà in haar eigen woorden over de gijzeling in Bovensmilde en de nasleep ervan: wat er gebeurde in de school, hoe zij en haar ouders na de gijzeling tevergeefs het leven weer probeerden op te pakken, en hoe ze zo diep verdwaald raakte in haar overlevingsstrategie dat ze simpelweg niet verder kon zonder hulp te accepteren. Daarnaast duikt het boek in de geschiedenis van Laurà’s grootvader Joost, wiens verleden in de Tweede Wereldoorlog en de rol die Nederlands-Indië daarbij speelde grote overeenkomsten vertonen met haar eigen verhaal. Deze hervertellingen schetsen een indringend beeld van een belangrijk onderwerp in de Nederlandse na-oorlogse geschiedenis, bezien door de ogen van zij die persoonlijk getroffen werden. Het zijn verhalen over traumatische gebeurtenissen, het staan voor je principes –ongeacht de consequenties– en het gedwongen verlies van onschuld en onbezorgdheid. Bovenal gaat ‘Belanda’ over de onverwoestbare liefde voor het leven en de kracht van het hart om te kunnen helen en te vergeven. --- Laurà Gerards (1970) heeft jarenlang gewerkt in het speciaal onderwijs en als onderwijsspecialist. Nu werkt zij, naast het schrijven van dit boek, als directeur op een basisschool in de gemeente Het Hogeland.