Samenvatting
Een kind in het ziekenhuis is een bijzondere patiënt. Dat uit zich in het spectrum aan ziektebeelden (bijvoorbeeld allerlei aangeboren afwijkingen) en in de verschillende ontwikkelingsfasen waarin kinderen zich bevinden. Beide bepalen de benadering van het kind in de spreekkamer en de diagnostische route. Voor elke leeftijd moet daar steeds weer naar gekeken worden: wat is de waarschijnlijkheid voor een kind van deze leeftijd op het hebben van een bepaald ziektebeeld, hoe interpreteer je een laboratoriumwaarde bij deze specifieke patiënt? Daarnaast is een kind onderdeel van een gezin, met soms bange en bezorgde ouders.
Groei en ontwikkeling spelen een centrale rol in de kindergeneeskunde. In het basiswerk Kindergeneeskunde komt een selectie van ziektebeelden bij kinderen aan bod. Gekozen is voor ziektebeelden die je in de algemene praktijk tegenkomt, maar soms ook voor zeldzamere ziekten die boeiend zijn in uitingsvorm of pathofysiologische achtergrond. Na een algemene inleiding wordt onder meer aandacht besteed aan de deelgebieden neonatologie, ademhaling, hematologie, gastro-enterologie, urologie, endocrinologie, het bewegingsapparaat, infectie en afweer, kinderneurologie en dermatologie.
Kindergeneeskunde is de opvolger van het gelijknamige boek uit de BGO-reeks