Samenvatting
Al honderden jaren zeilen Nederlanders naar de verre Oostzee. Ze gingen eerst voor de haring, later voor graan en hout. Het bracht ons land welvaart, maar onderweg loerden vele gevaren: storm, tegenwind, ondieptes, lastige kapen, oorlog en geweld. Hoe is het om in de eenentwintigste eeuw te zeilen langs deze oude handelsroute naar het oosten? Wat is er nog te zien van de onstuimige geopolitieke ontwikkelingen rond deze vaarwegen? Van de jacht op haring, de rivaliteit tussen Denemarken, Zweden en de Hanze, de Tachtigjarige Oorlog, de opkomst van Rusland als wereldmacht, de Napoleontische oorlogen, de Krimoorlog, de twee wereldoorlogen en de Koude Oorlog? Harry Klieverik gaat als solozeiler op zoek naar de beleving en het avontuur op de Noordzee en de Oostzee. Hij schrijft over zijn eigen zeilrampen, over onrust en alleenzijn, maar ook over de schoonheid van wind, water en golven. Hij volgt het spoor van de eeuwenoude vuurtorens, van het Paard en de Brandaris via kaap Skagen naar de vuurtorens van Gdansk, Riga en Helsinki. De oude lichten leiden naar andere werelden. Ze werken als tijdmachines. Uit hun geheugens stroomt een vloed van verhalen over mensen, schepen en hun relatie met de zee, van Nicolaes Witsen en Peter de Grote tot Sigbrit Willems, Johann Struensee, Klaus Störtebeker, Paula Wilson en de onbekende Nederlandse zeehelden Quirinus Harder en Fopke Cornelisz van Ameland. Samen roepen die verhalen een caleidoscopisch beeld op van de geschiedenis van Noord-Europa.