Fragment
Baak lag te gorgelen tussen de bosjes en het slooppuin achter het jongerencentrum in de Smitstraat. Het mes dat in zijn rug was gestoken had zijn longen geraakt. Daar had het vlijmscherpe staal in luttele seconden onherstelbare schade aangericht. Bloed stroomde uit zijn rug en borrelend uit zijn mond. Hij raakte snel buiten bewustzijn en was binnen vijf minuten door bloedverlies en zuurstofgebrek hartstikke dood. Zijn vriend, als je hem een vriend kon noemen, was nog op het binnenterrein van het centrum de pallets met whiskyflessen aan het onderzoeken. Hij had niets gehoord van wat er achter de bosjes aan de rand van het terrein zich had afgespeeld. Toon, zo heette hij, was opgewonden over wat hij had gezien. Twee volle pallets met kartonnen dozen met volle flessen Mac Claven, dure Schotse malt whisky, zomaar voor het grijpen. Terwijl hij de pallets en de flessen aan het bekijken was hoorde hij plotseling iets. Licht geritsel in verdroogde blaadjes, nog geen twee meter bij hem vandaan. Hij hoorde iemand lopen vlak bij hem in de buurt. Hij had tot dan toe geen geluid gemaakt en was dat toen helemaal niet meer van plan. Hij schoof tussen de twee pallets in en ging op zijn hurken zitten. Hij was ondertussen gewend geraakt aan de duisternis, maar toch zag hij niemand. Zou Baak het geweest zijn, vroeg hij zich af. Hij hoorde na een paar minuten geen nieuw geluid meer. Na tien minuten muisstil gezeten te hebben, richtte hij zich op en sloop naar de plek waar hij Baak had achter gelaten. Twee dozen wilde hij meenemen en Toon wilde van Baak weten of hij mee wilde helpen met dragen, hij zag hem niet, maar hij durfde hem ook niet te roepen. Voorzichtig sloop hij verder en probeerde Baak ergens in de duisternis te ontdekken. Zijn voet stapte op iets zachts. Het was geen stok of steen. Het was de arm van Baak. Dat had hij niet meteen door. Pas toen hij zich boog en beter de grond kon zien zag hij waar hij op stond en begreep hij dat Baak daar voor hem lag. Hij pakte hem vast, maar liet meteen weer los. Er zat warm, nat bloed op zijn handen en Baak bewoog totaal niet. Toon pakte zijn aansteker om wat licht te maken en zag toen dat Baak helemaal onder het bloed zat en geen geluid maakte. Hij riep zachtjes een paar keer “Baak!! Baak!!” Geen antwoord. Hij begreep, nadat hij in zijn hals zijn slagader had gevoeld, dat Baak hartstikke dood was. Hij vloekte binnensmonds en begreep er niets van. Wat was er in Jezusnaam gebeurd. Was het de man die hij daarnet had horen lopen. Angst en een lichte paniek maakte zich van hem meester.
Toon wilde zo snel mogelijk weg, maar niet voordat hij alle zakken van Baak geleegd had, want ondanks dat hij enorm geschokt was, bleef zijn overlevingsinstinct intact. Baaks portemonnee, portefeuille met papieren en zijn schoenen nam hij mee. Hij had graag ook zijn jas meegenomen. Maar met al dat bloed erop, was het niet handig om die te gaan dragen. Hij stond op, keek, zover dat dat nut had, om zich heen en verdween haastig in de donkere nacht.
×