Samenvatting
De trekschuit was ruim 200 jaar het voornaamste openbare vervoermiddel in de laaggelegen delen van Nederland. Dagelijks vervoerden trekschuiten volgens een vaste dienstregeling duizenden passagiers tussen de Hollandse steden. Om hun economie te versterken en bereikbaarheid te vergroten investeerden steden als Leiden, Den Haag, Delft, Gouda, Rotterdam, Schiedam, Amsterdam en andere fors in de aanleg van vaarten en het inrichten van de benodigde infrastructuur: verstevigde jaagpaden, bruggetjes, tolpoorten en wachthuisjes. Lange tijd was een reis per trekschuit een must voor buitenlandse reizigers, nergens anders was openbaar vervoer zo goed georganiseerd. Hoe kwam het netwerk van trekvaarten tot stand en hoe zag een reis per trekschuit er in de praktijk uit? Welke sporen zijn er nog te vinden van dit ooit zo innovatieve vervoermiddel? In de Atlas van de Trekvaarten staan de trekvaarten in de provincie Zuid-Holland centraal, maar worden ook uitstapjes gemaakt naar Haarlem, Amsterdam en Utrecht. Aan de hand van uitgebreide beschrijvingen, gedetailleerde kaarten en prachtige afbeeldingen geeft de atlas een beeld van een bijzonder vervoersnetwerk dat door de komst van de trein halverwege de 19de eeuw definitief geschiedenis werd.