Samenvatting
Hoewel het recht van de Europese Unie inmiddels al bijna 60 jaar oud is, is het voor de beoefenaren van het nationale (bestuurs)recht lange tijd een grote onbekende gebleven. De relatieve onbekendheid van het Unierecht leidde ertoe dat de communicatie tussen het Unierecht en het nationale bestuursrecht vaak nogal gebrekkig was (en is). Enerzijds heeft dat soms een onderschatting van de betekenis van het Unierecht tot gevolg. Anderzijds wordt de invloed van het Unierecht soms ook overschat en verdwijnt uit beeld dat het nationale (bestuurs)recht voor een effectieve doorwerking van het Unierecht onontbeerlijk is. Dit boek behandelt de gevolgen die het Unierecht heeft voor belangrijke algemene leerstukken van het Nederlands bestuursrecht, namelijk de algemene rechtsbeginselen en fundamentele rechten, de rechtshandhaving, de rechtsbescherming en het vraagstuk van overheidsaansprakelijkheid. Tevens wordt aandacht besteed aan de verschillende wijzen van doorwerking van het Unierecht in het nationale recht, zoals de rechtstreekse werking en de conforme interpretatie. Het boek is bedoeld voor het onderwijs, maar zeker ook voor de Nederlandse rechtspraktijk die in nationale zaken steeds vaker wordt geconfronteerd met vragen van doorwerking van Unierecht. In deze vierde, geheel herziene druk zijn alle ontwikkelingen in de Europese en nationale rechtspraak en wetgeving sinds 2011 verwerkt. De belangrijkste is ongetwijfeld de toenemende betekenis van het Handvest van de grondrechten van de grondrechten van de Europese Unie. Grote delen van het boek zijn daarom herschreven. Deze nieuwe druk is dan ook onmisbaar voor alle beoefenaren van het bestuursrecht.