Samenvatting
De laatste vijfentwintig jaar is het bewijs en het bewijsrecht uitgegroeid tot één van de belangrijkste en meest bediscussieerde onderwerpen binnen het strafprocesrecht. Het nationale recht en in het bijzonder de rechtspraktijk ondergaan in hoge mate invloed van het zich ontwikkelende mensenrechtenrecht, terwijl ook merkbaar is dat buitenlandse opvattingen en standaarden hun invloed doen gelden, bijvoorbeeld via het enorm toegenomen (kleine) rechtshulpverkeer en via de internationale tribunalen inzake oorlogsmisdrijven. Voorts kan de theorie van het bewijs zich verheugen in een groeiende belangstelling, waarbij ook wetenschappers en practici vanuit andere (forensische) disciplines zich niet onbetuigd laten. Ook deze ontwikkeling is over de nationale grenzen heen merkbaar. Dit boek biedt een systematische behandeling van het Nederlandse strafrechtelijk bewijsrecht. De huidige stand van het recht wordt besproken, kritisch geëvalueerd en hier en daar tevens bezien in het licht van ontwikkelingen elders en te verwachten ontwikkelingen hier te lande. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan spanningen die de rechtsontwikkeling te zien geeft, bijvoorbeeld ten aanzien van enerzijds de vooronderstellingen waar vanuit de ontwerpers van het Wetboek van Strafvordering (1926) de wettelijke bewijsregeling hebben vormgegeven en anderzijds de praktijk van de rechtspraak, met name zoals deze reilt en zeilt binnen de door de Hoge Raad der Nederlanden en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uitgezette kaders. Strafrechtelijk bewijsrecht is te gebruiken als studieboek in de rechtenstudie en als handboek in de rechtspraktijk en in de parajuridische sfeer, met name in de praktijk van forensische deskundigen. Strafrechtelijk bewijsrecht is oorspronkelijk geschreven door Hans Nijboer. Hij was in leven hoogleraar bewijs en bewijsrecht aan de Universiteit Leiden. Als zodanig was hij directeur van het International Network for Research on (the Law of) Evidence and Procedure (INREP) en het Seminarium voor Bewijsrecht. Voor deze zevende druk is de bewerking voortgezet door P.A.M. Mevis, J.S. Nan en J.H.J. Verbaan, allen verbonden aan de sectie strafrecht van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Deze zevende druk strekt daarbij vooral tot actualisering.