Samenvatting
Architectuur en stedenbouw zijn maatschappelijke producten, evenals de vormgevers zelf. De toepassing van nieuwe materialen en nieuwe productieprocessen aan het einde van de negentiende eeuw ging gelijk op met de ontwikkeling van een nieuwe klasse vormgevers; de ingenieurs. Hun bouwwerken - of het nu woningen, stations of spoorbruggen zijn - weerspiegelen de tijdgeest van de industriƫle revolutie en een ongeremd geloof in de vooruitgang. De hegemonie van de ingenieurs verliep echter niet zonder slag of stoot. Ze moesten het opnemen tegen een gevestigde groep architect-kunstenaars; naar afkomst en ideologie een heel andere maatschappelijke klasse. In alle twintigste-eeuwse stadsuitbreidingen is de manier van denken en doen van de ingenieurs duidelijk zichtbaar, maar ondanks alle kritiek is hun invloed op de manier van denken over de gebouwde omgeving nu nog steeds groot. Gertjan Wijburg geeft in deze studie een eerste aanzet om het bouwkundig beroep nu eens niet vanuit kunsthistorische of esthetische termen te duiden, maar weet het, zoals Abram de Swaan in zijn nawoord constateert, in een interessant sociologisch perspectief te plaatsen.