Samenvatting
Honderd jaar lang bouwde de architectenfamilie Baanders geschiedenis, een geschiedenis die begint aan het eind van de negentiende eeuw, wanneer Hermanus Baanders vanuit Zutphen naar Amsterdam verhuist. De hoofdstad is op dat moment volop in ontwikkeling. Hermanus profiteert hiervan en ontwerpt winkels, kantoren en woningen. Zijn zoons Herman en Jan zetten het werk van hun vader voort. Het architectenbureau groeit uit tot één van de grootste van het land, met projecten als Het Amsterdams Lyceum, het Vondelpark, Tuindorp Heijplaat en tal van landhuizen en villa’s in Laren en Bloemendaal. Aankomende architecten leren het vak bij bureau Baanders, zoals Michel de Klerk, Jan Boterenbrood en Arthur Staal. In hun vrije tijd houden Herman, Jan en zus Tine, die grafisch vormgeefster is, zich bezig met reizen, zeilen en sportwagens. Ze verkeren in kunstzinnige kringen en hebben nauw contact met kunstenaars als Else Berg, Lizzy Ansingh, Hildo Krop en Chris Lebeau. Na de Tweede Wereldoorlog neemt zoon Jan jr. het stokje over. Samen met de compagnons Frenken, Wilgers en Verhey slaat hij een nieuwe weg in; het bureau wordt onder andere toonaangevend in de bouw van zwembaden. Dit boek vertelt het verhaal van drie generaties Baanders, samengesteld door (achter)kleinzoon Rudolf-Jan Baanders. Het is een boek over architectuur, cultuur en vrije tijd, gelardeerd met veel foto’s en anekdotes; een mooie familiekroniek, die de tijdsgeest op pakkende wijze weergeeft.