Fragment
In 1914 was ik negentien jaar oud. Op een dag, mijn ouders waren op het veld aan het werk, zagen we een groep Duitsers onze kant uitkomen.
Een van hen riep naar mijn vader: ‘Du da! Komm her!’
Mijn vader slikte en gehoorzaamde.
‘Wir machen dein Haus,’ zei die Duitser. Of zoiets, zo klonk het tenminste. ‘Du musst dein Haus verlassen.’
Ze stonden ons toe dat we twee paarden, twee koeien, twee varkens en twee kippen meenamen. We pakten onze spullen bij elkaar en vertrokken in doodse stilte. Op een gegeven moment sloten we ons in stilte aan bij een karavaan van vluchtelingen die naar Nederland trok.
Ik kon me niet meer inhouden. ‘Waarom heb je niet aangedrongen, gezegd dat we niet weg zouden gaan, zodat we in ons huis konden blijven?’ vroeg ik mijn vader.
Vader zuchtte. ‘Heb je die Duitser gehoord? Als ik hem had tegengesproken, hadden ze me in de gevangenis gesmeten.’
Ik wilde huilen. ‘Ik vind het niet leuk.’
‘Wij ook niet, schat,’ snikte mijn vader.
De tocht was lang en moeilijk. We liepen van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. We sliepen meestal onder de blote hemel. We slachtten een van onze dieren en roosterden het vlees op het vuur, dat we ook gebruikten om ons warm te houden. Nu en dan logeerden we bij mensen, en kregen dan iets te eten en te drinken.
Soms keek ik achterom, naar waar ons huis stond. Ik kon het al lang niet meer zien.
Net toen ik dacht dat we ons hele leven zouden moeten blijven lopen, klopte vader bij een boerderij aan. Een vriendelijke boer deed open. ‘Sorry dat ik aanklop, maar zou ik met mijn gezin eventueel bij jullie mogen overnachten?’ vroeg mijn vader.
‘Maar natuurlijk, ons huis staat altijd open voor mensen in nood. Mijn naam is Johan, en wie zijn jullie?’
‘Mijn naam is Bert Jordens en dit is mijn gezin.’
De boer nodigde ons aan tafel. ‘Er is genoeg voor iedereen,’ zei hij.
Er was niet genoeg, dat kon je zo zien. De maaltijd was karig: pap met brood en water. We aten, want we hadden vreselijke honger, en daarna konden we letterlijk geen pap meer zeggen.
‘Waar komen jullie vandaan?’ vroeg de boer.
Vader vertelde het verhaal van onze vlucht uit Zichem.
‘Jullie hebben geluk,’ zei boer Johan, ‘Nederland is niet zo ver meer weg. Nederland is neutraal.’
Ik vroeg: ‘Wat betekent neutraal?’
‘Neutraal betekent goed,’ antwoordde de boer.
Hij wees ons de schuur, waar veel vers hooi lag. We vielen als een blok in slaap, zo uitgeput waren we. We werden pas weer wakker toen de haan kraaide en zagen toen dat boer Johan een emmer met water en een stuk zeep voor ons had klaargezet. In het huis kregen we weer te eten: brood, kaas en verse koemelk deze keer. We moesten verder en opschieten zelfs, want de oorlog kwam dichterbij. Boer Johan gaf ons een pakje met wat lekkers erin mee.
Vader wilde het niet aannemen. ‘Jullie hebben het zelf hard nodig,’ zei hij.
‘Neem het,’ zei boer Johan. ‘Jullie hebben het op dit moment harder te verduren dan wij. Wij hebben onze dieren en ons veld nog. Zolang het duurt tenminste. Je weet het nooit.’
We namen in koor afscheid en begonnen aan het laatste stuk van onze reis.
Ik mijmerde: Wat is neutraal? Neutraal was Nederland, neutraal was onze redding. We vonden aan het einde van de dag weer een boerenfamilie die ons wilde helpen. We mochten een tijdje bij ze logeren, als we maar meehielpen op de boerderij. In de verte hoorden we de oorlog. Hoe klonk de oorlog? Gekletter, kanonnen als vuurwerk, doffe schoten als tijdens de herfstjacht. We lazen de angst in elkaars ogen. Soms durfden we het huis niet uit en namen we elkaar in de armen. Toen op een keer de schoten van wat verder weg klonken, raapte vader zijn moed bijeen en ging naar buiten, maar de oorlog was nog niet aan het voorbijgaan, de harde knallen begonnen opnieuw. De oorlog rolde dichterbij. Gelukkig waren wij nu in ‘neutraal’ gebied. We hoopten en baden dat de gevechten snel zouden ophouden, straks, morgen, zo gauw mogelijk. We bleven dicht bij elkaar en we beefden van schrik. Moeder verzette haar sombere gedachten met koken. Wendy en ik deden dat met poetsen. Soms hield het kanongebulder op en hielden we ons bezig met ‘gewone’ dingen, maar eigenlijk was niets zomaar ‘gewoon’.
×