Samenvatting
Vroegmoderne reisverhalen bestaan in allerlei maten en gewichten, van prachtige boekbanden, verguld op snee en in stijlvol handschrift tot slordige aantekeningen in de marge van een beduimelde almanak. Sommige reizen lieten ook hun sporen na in brieven en dagboeken, in kurkdroge kwitanties, in genealogieën of in de materiële cultuur. Op basis van deze bronnen heeft Gerrit Verhoeven evoluties in de reiscultuur van Hollandse en Brabantse elites onderzocht. Verhoeven verklaart waarom men de klassieke Grand Tour naar Italië langzaam inruilde voor kortere plezierreisjes in de Nederlanden of de buurlanden. Hij laat zien welke sociale groepen de koets namen naar Parijs, Rome of Berlijn en wat hen motiveerde om te reizen. En hij probeert te achterhalen waarom ze zich onderweg blind staarden op Italiaanse schilderijen, waarom ze veldslagen en belegeringen herdachten, door baroktuinen slenterden of een massa spulletjes kochten in de Parijse boetieks.