Fragment
Veel steden in de Nederlanden kenden een Sint-Lucasgilde, de broederschap van kunstenaars en kunstambachtslieden. Zulke Sint-Lucasgilden bestonden bijvoorbeeld in Amsterdam, Antwerpen, Arnhem, Brugge, Delft, Gent, Leiden, Utrecht en ook in Amersfoort. Het
Amersfoortse Sint-Lucasgilde, ook wel de Sint-Lucasbroederschap genoemd, stond open voor fijn- en grofschilders, voor lazenmakers en glasschrijvers. Zij deelden hun kennis, leidden nieuwe leden op en zorgden voor elkaar in tijden van ziekte. Ook hadden de leden van het gilde recht op een uitkering als zij door ouderdom niet meer konden werken.Na zijn inschrijving in het gilde vertrok Withoos voor verdere studie samen met een aantal van zijn gildebroeders naar Italië. Het Naemboeck van het Sint-Lucasbroederschap, waarin haar leden vermeld staan, is een belangrijke informatiebron om meer te weten te komen over Withoos.
Zomaar met schilderen je brood verdienen, dat mocht niet in de zeventiende eeuw. Eerst moest je officieel lid zijn van een gilde. Pas als je aan bepaalde eisen voldeed, mocht je als schilder aan de slag, zoals het doorlopen van een leertijd en het maken
van een meesterstuk. Lid worden was dus van wezenlijk belang en werd ook met de nodige ceremonie omgeven. Naast schilders werden ook beeldsnijders, glazeniers, glasschilders en kladschilders19 in dit gilde opgenomen. In het prachtige Naemboeck dat het
Amersfoortse Archief Eemland bewaart, werd van elk nieuw lid de naam opgeschreven.
×