Samenvatting
Andreas Vesalius (1514-1564) was de eerste anatoom die de onfeilbaar gewaande leer van Galenus zwaar onder vuur nam. Hij verwees de theorie van de humores, de vier lichaamssappen, naar de prullenmand. Frederik Ruysch (1638-1731) wijdde zijn hele leven aan het onderzoek van het menselijk lichaam. Hij perfectioneerde de techniek om bloedvaten op te spuiten en kon zo een zeer mooie collectie anatomische preparaten aanleggen waarvoor tsaar Peter de Grote persoonlijk naar Amsterdam kwam. Govert Bidloo (1649-1713) gaf een parel van een atlas met prachtige anatomische tekeningen uit die in de medische wereld voor ongewoon veel opschudding zorgde! Philippus Verheyen (1648-1710) schreef een anatomisch werk dat eeuwenlang het handboek bij uitstek was voor studenten in verschillende landen. Jan Palfijn (1650-1730) was niet alleen de uitvinder van een verlostang maar was ook een uitstekend chirurgijn en anatoom. Herman Boerhaave (1668-1738) was ondanks zijn gehechtheid aan de verouderde theorieën van Galenus toch gefascineerd door de schitterende werken van Vesalius. Paul Broos volgt gedurende twee eeuwen het spoor van deze anatomen, allen afkomstig uit de Lage Landen. Hun ontdekkingen waren belangrijke mijlpalen in de ontrafeling van de geheimen van het menselijk lichaam. Anatomia is rijkelijk geïllustreerd met prachtige gravures uit oude drukken die zich allemaal bevinden in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel. Dit boek ontsluit meteen deze rijke collectie.