Fragment
Dit is een gedeelte uit de rechtszittingen van juli 1696:
In saacke van de weduwe van den secretaris Cooten tegens Henrick van Ingen wort versocht, dat of een tweede commissaris mochte worden gesurrogeert, ofte alhier affgedaan.
Op instantie van de weduwe van den secretaris Cooten tegens Henrick van Ingen verstaat het geright ten vooroordel, dat derselver different bij het volle geright sall worden affgedaan.
Den aanlegger Anthoni Pronck qualitate qua hebbende lestleden gerigsdag van aanspraack gedient tegens de weduwe ende erffgenaamen van Jan Cloon, is daarvan ter dier tijt bij parthijen copie geëijst en dagh ten naasten, waartegens binnen den termijn landtregtens noch en geen ses maanden daarnaa ten comptoire gedient is van antwoort, weshalven daardoor notoir in conformite van landtrecht versteken sijn van haar antwoort, gelijck den heere lantschrijver zall connen verclaaren.
Doch dewijle aan zijde van Jillis Noot en Cornelis Cloon wort gesustineert, dat dit versteck niet can aangaan ende op de ingediende aanspraack van voorleden jaar cum documentis geen reght in contumaciam alnu soude connen worden gedaen, om redenen zoo zij voorgeven, dat van antwoort soude zijn gedient nu onlanghs, alsmede datter seeckre telle qu'elle door den procurator Johan Cloon soude zijn gepasseert, waardoor hij dese geëijste schult op sich nam, vermeijnende alsulx daardoor pro portione van die obligatie ontheven te wesen.
Doch den aanlegger qualitate qua seght, dat well waar is, datter een ontwerp van een actie is gemaackt, waarvoor hij procurator Cloon soude eenen Abraham Noijen tot securiteijt deser schult als borge ende principaall stellen, maar dat dese acte niet in forma is gecoucheert noch door den voorgeslaagen borge geteijckent geworden. Ende dat derhalven die telle qu'elle handelinge daardoor is ongedaan gebleven, ende die acte geensins geperfecteert. Ende dewijle parthijen in desen daardoor veel waters coomen vuijll te maacken ende positiën doen die geensins aannemelick en in rechten connen worden geverifieert, soo is 't dat men magh lijden, dat die antwoort wordt aangenoomen, mits hij Pronck daartegens zijn vorder schrijvens hebbende, alsoo desen voorvall is res alterioris indaginis , alsdat die zoo cito sonder verdere bewijsen, redenen ende motiven soude connen worden gedetermineert.
Jillis Noot neffens Cornelis Cloon als gevoegden in desen zullende corttelick wederleggen het gansch informele dictamen ter rolle wegens Anthoni Pronck qualitate qua gedaan. Deden aanvanckelick poseren, dat het in facto waar is, dat denselven Pronck besatinge gedaan heeft aan zoodaane gerede en ongerede goederen als Anthonetta Maassen, weduwe Johan Cloon, is hebbende in den Ampte van Nederbetuwe tot consecutie van seeckre somme van drie hondert gulden, die Johan Cloon ende voornoemde Anthonetta Maassen praetenselick zouden hebben schuldigh bekent. Dat tegens deselve besatinge ontsatinge gedaan is. Dat dienvolgende aanspraack op lestleden gerighsdagh geëxhibeert is. Dat Gillis Noot ter goeder trouwen gaande niet zall ontkennen juijst op den behoorlicken termijn lantreghtens te hebben gedient van antwoort. Uijt oorsaacke dat Johan Cloon procurator niet eens maar verscheijde maalen Gillis Noot versocht heeft, ten eijnde denselven met het indienen van 't antwoort ende het pouceren van dese saacke wilde supercederen, alsoo hij Cloon hem Noot ende de moeder met de verdere susters en broers daarvan aff zoude houden ende die voorschreven schult affdoen om redenen u welgebooren bij verder vervolgh vertoont sullende connen worden, gelijck de gerequireerdens in cas van nootsaackelickheijt sulx met ede praesenteren te affirmeren. Doch naderhant bevindende, dat op de voorschreven beloften geen het minste effect quam te volgen, zoo heeft hij Gillis Noot sich verplicht gevonden daartegens in rechten te antwoorden. Dat den requirant alnu zoude willen antwoorden, dat op zijn behoorlicken tijt niet gedient sijnde versteck dieswegen zoude moeten plaatsgrijpen, sulx comt immers vanzelf te vervallen, doordien hij niet alleen versoeckt te repliceren, oversulx tacite de acceptatie van antwoort comt te doen, maar oock poseert, dat sulx bij seeckre overcomste toegestaan zoude zijn. Dogh om u welgebooren aangaande de waarheijt hoedanig onlangs en verder op gisteren tussen den procurator Cloon, den requirant desselfs bedienden, den gerequireerden, den procurator Brouwer ende de raat het accoort ofte de overcomste geschiet zoude zijn, ten vollen te inbueren, ende alsulx aan te toonen, dat den requirant almede wederreghtelick de conclusie bij vorige dictamen tracht te nemen ende geadjudiceert te worden. Soo zullen u welgebooren gelieven te letten, dat den aanlegger qualitate qua met den procurator Cloon voornoemt in verspreck is geweest om de voorschreven obligatie bij Johan Cloon ende Anthonetta Maassen quasi schuldigh bekent ende bij aanspraack gevoeght, zoude worden verandert in een nieuwe obligatie, die bij henlieden in 't prive zoude worden aangenoomen ende schuldig bekent. Dat daarvan oock een concept bij denselven procurator Cloon gemaakt ende bij den advocaat Barttens gecorrigeert, oock wederom op een zegell van 12 stuijvers gedescribeert ende bij voornoemde procurator met eijgen hant onderteijckent is, quod notandum , met intentie in deselve acte, dat Abraham Noijen sich daarvoor tot borge zoude constitueren, gelijck den requirant ende desselfs bediendens onder ede niet zullen connen tegenspreken. Dat oock waaraghtig is, dat den requirant op gisteren met de obligatie gevoeght zijnde geweest bij de aanspraack bij den procurator Brouwer in praesentie van den procurator de Raat ende den gerequireerde Noot gecoomen zijnde, tegens denselven Brouwer seijde: "Siet dat ghij u broer, meijnende Noot, hier hout, want hij heeft tot Kesteren niet te doen, alsoo de saacke affgedaan is. Siet daar is de oude obligatie ende ick heb een nieuwe door Johan Cloon beteeckent ende daar is Abraham Noijen borge voor", gelijck den gerequireerden Noot, Brouwer en de Raat met ede praesenteren te verclaaren. Seggende bovendien den requirant tegens Noot: "Ick heb jegenwoordig niet meer met u te doen, de procurator Cloon heeft een nieuwe obligatie gepasseert ende ik heb de oude van het comptoir gelight". Daarbij voegende: 'De saack is nu affgedaan, ick zall mij heel well met de nieuwe obligatie connen behelpen", gelijck hij Noot zulx almede met ede zoude connen verclaaren. Ende versoeckt men, dat den clercq de Roever, dat de obligatie gelicht ende 't laatsgepasseerde waar is, in iudicio mach worden gehoort, die daarvan mede kennisse heeft. Seggende bovendien den procurator Barttens bediende van Pronck tegens de heeren advocaaten Albert van Lidt de Jeude ende Joachim Foijert over dese saacke gesproocken wordende: "De saacken zijn nu ten enemaall affgedaan ende mijn principaall is heel well tevreden", gelijck men sulx tot haar edele kennisse refereert ende bij voornoemde procurator onder ede niet zall connen worden genegeert. Sulx dat het dictamen door den advocaat van Pronck gedaan als aff all het vorige overgecoomene maar telle qu'elle geschiet te zijn, ten enemaall impertinent ende ongefundeert is. Zijnde daarenbooven notorii iuris, quod per novationem (gelijck alhier geschiet is) tollitur obligatio § 3 Institiones quibus modus tollitur obligatio . Tot titulus digesta Iustiniani 8 Codex de novationis . Gelijck oock niemant ignorant moet wesen met wien hij comt te contracteren. Alsoo hij in vall van gesustineert beswaar sichselve moet imputeren . Nam damnum, quod quis culpa sua sentit, sentire non videtur , Lex damnum iniuria digesta Iustiniani De romani iuris 92. Alsmede dat hetgeene eens overcoomen ende geaccordeert is, naderhant tot praeiudicii van een darden wederom niet can worden geretracteert ofte gerescindeert . Cum pacta conventa servanda sunt Lex 1 digesta Iustiniani De particulares, quoniam iuris naturalis dicantur .
Waarmede dat het voorschreven nulle ende gansch ongefundeerde dictamen van Pronck ten vollen gerefuteert handelende met expresse ontkentenis van het niet speciaall aangehaalde.
Soo concluderen ende contenderen de requiranten ten fine bij u welgeboore decreett zal worden verstaan, de bij Pronck besette goederen in reguard van haar eijgen interesse door de voorschreven gedaane novatie van de gedaane assertatie te zijn gelibereert ende voor zoo veel ten signate gerojeert, dienvolgens dat den requirant op eene wederregtelicke wijse alhier versocht hebbende te moogen verder schrijven, sal worden gecondemneert in soodaane costen als de gerequireerden hebben moeten aanwenden et ubiq waar u welgebooren nobile et benignum officium iudicis omni meliori modo implorerende etc.
Oordelwijser Cocq van Delwijnen.
×