Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Hoofdverdeling: Pagina:
Deel 1. Proces Huis Zoelen 1569-1577 19
Deel 2. Proces Huis van Wadenoijen 1600-1609 203
Deel 3. Proces mombers Huis van Hernen 1606-1608 207
Deel 4. Proces van Lennep 1606-1608 240
Naamregister 287
Gedeeltelijke weergave Deel 1. Proces Huis Zoelen 1569-1577
Brief van Dirck Vijgh cum suis aan de Stadhouder en het Hof, met protest dat Margaretha van Voorst, weduwe Joost van Rossum, cum suis het verdrag gesloten ten aanzien van de erfenis weigeren na te komen, met bijlage, de dato 06-01-1569.
Verzoek van Dirck Vijgh cum suis aan het Hof om in het bezit gesteld te worden van de erfenis van Joost van Rossum, Heer van Zoelen, met doorzending naar de weduwe Margaretha van Voorst, de dato 10-01-1569.
Brief van de stadhouder Carl van Brimeu aan Dirck Vijgh over de tijdelijke ontruiming van het huis Zoelen ten gunste van Margaretha van Voorst, totdat anders in de zaak zal zijn gebleken, de dato 10-01-1569.
Originele brief van de stadhouder aan Margaretha van Voorst, weduwe Joost van Rossum, met toezending van het verzoek van Dirck Vijgh cum suis over de erfenis van Joost van Rossum, Heer van Zoelen, de dato 10-01-1569.
Kopie van een brief van de stadhouder aan Margaretha van Voorst, weduwe Joost van Rossum, met toezending van het verzoek van Dirck Vijgh cum suis over de erfenis van Joost van Rossum, Heer van Zoelen, de dato 10-01-1569.
Originele charter van de belening van Heilwich van Rossem, vrouw van Dirck Vijgh, door de Spaanse koning met het huis en de heerlijkheid van Zoelen, de dato 11-01-1569.
Belening van Heilwich van Rossem, vrouw van Dirck Vijgh, met het huis en de heerlijkheid van Zoelen, de dato 11-01-1569.
Inleiding van Dirck Vijgh cum suis om in het bezit gesteld te worden van een deel van de erfenis van Joost van Rossum, zijnde weerden gelegen onder de rechtbank van Driel, de datis 12+16-02-1569.
Antwoord van de weduwe Margaretha van Voorst aan het Hof in antwoord op de brief van 10 januari betreffende het verzoek van Dirck Vijgh cum suis betreffende de erfenis van Zoelen, met 5 bijlagen, de dato circa januari-april 1569.
Antwoord van de weduwe Margaretha van Voorst aan het Hof in antwoord op de brief van 10 januari betreffende het verzoek van Dirck Vijgh cum suis betreffende de erfenis van Zoelen, de dato circa januari-april 1569.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh met verzoek zijn repliek in te brengen tegen Margaretha van Voorst, de dato 04-02-1569.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh met verzoek om zijn supplicatie nogmaals te willen meegeven voor de commissarissen Dionys van der Wesenhage en Peter van Sinte Peters leengriffier, in de zaak contra Margaretha van Voorst, de dato 03-03-1569.
Beslissing van het Hof om het Huis van Zoelen te gunnen aan Margaretha van Voorst, weduwe Joost van Rossum, met opdracht aan Dirck Vijgh cum suis om dat huis te ruimen en over te geven, de dato 22-04-1569.
Brief van de ambtman van Bommel etc. aan het Hof betreffende het geschil tussen Dirck Vijgh cum suis en Margaretha van Voorst over het bezit van de weerden, met verzoek om advies, de dato 26-04-1569.
Brief van het Hof aan de ambtman van Bommel etc. in antwoord op die van 26 april, betreffende het geschil tussen Dirck Vijgh cum suis en Margaretha van Voorst over het bezit van de weerden, dat hij dit als ambtman moet weten of zich anders daarin beleren, de dato 28-04-1569.
Brief van het Hof aan de ambtman van Bommel etc. op verzoek van Margaretha van Voorst, weduwe Joost van Rossum, dat hij Dirck Vijgh cum suis moet bevelen om direct de weerden te verlaten en over te geven, de dato 04-05-1569.
Gelijke brief (beschadigd) van het Hof aan de ambtman van Bommel etc. op verzoek van Margaretha van Voorst, weduwe Joost van Rossum, dat hij Dirck Vijgh cum suis moet bevelen om direct de weerden te verlaten en over te geven, de dato 06-05-1569.
Bericht van Goossen Kedde, bode van de kanselarij van het Hof, dat Dirck Vijgh niet voornemens is zijn beesten uit de weerden te drijven, de dato 08-05-1569.
Brief van het Hof aan Margaretha van Voorst met opdracht om op verzoek van Dirck Vijgh te voldoen aan het reces van 22 april, de dato 10-05-1569.
Redenen van oppositie van Dirck Vijgh cum suis tegen de ambtman van Bommel etc. betreffende hun weigering om van de weerden te ruimen, welke zaak verder door het Hof wordt behandeld, de dato 10-05-1569.
Brief van de ambtman van Bommel etc. aan het Hof in antwoord op die van 6 mei, dat volgens hem aan Dirck Vijgh cum suis naar landrecht behoort gehandeld te worden, mede gelet op de redenen van oppositie, de dato 12-05-1569.
Brief van het Hof aan de ambtman van Bommel etc. in antwoord op die van 12 mei, dat hij het bevel uit de brief van 6 mei behoort op te volgen, de dato 14-05-1569.
Protest van Dirck Vijgh cum suis bij de schepenen van Driel, dat hun recht moet worden gedaan voor de rechtbank aldaar en niet elders, de dato 20-05-1569.
Brief van het Hof aan Margaretha van Voorst op verzoek van Dirck Vijgh om binnen veertien dagen de gevraagde stukken in te leveren, de dato 18-06-1569.
Brief van het Hof aan Margaretha van Voorst, weduwe Joost van Rossum, wijlen heer van Zoelen, met verzoek om bericht op het verzoek van haar zwager Dirck Vijgh, de dato 18-06-1569.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh met mededeling dat aan de weduwe Joost van Rossem drie weken extra is gegund om haar antwoord in te brengen, de dato 06-07-1569.
Brief van de stadhouder aan Margaretha van Voorst op verzoek van Dirck Vijgh, dat zij onmiddellijk kopieën moet geven van de gevraagde stukken, bijzonder eerst die van de tussen haar en wijlen Joost van Rossem gesloten huwelijksvoorwaarden, de dato 09-07-1569.
Brief van het Hof aan de ambtman van Nederbetuwe, op verzoek van Margaretha van Voorst met opdracht om het vonnis van de rechtbank te Zoelen contra haar niet uit te voeren, de dato 12-07-1569.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh betreffende de kopie van de huwelijksvoorwaarden ingediend door Margaretha van Voorst, de dato 13-07-1569.
Brief van de stadhouder aan de ambtman van Nederbetuwe, met opdracht om op verzoek van Margaretha van Voorst de klaring tegen het vonnis van de rechtbank te Zoelen uit te stellen en onpartijdige ridderschappen te beschrijven, de dato 16-07-1569.
Brief van het Hof aan de ambtman van Nederbetuwe, met opdracht om op verzoek van Margaretha van Voorst de behandeling van de zaak betreffende de erfenis uit te stellen, daar hij anders als een ongehoorzame ambtman zal worden bestraft, de dato 05-08-1569.
Brief van het Hof aan de ambtman van Nederbetuwe, met herhaling van het bevel van 5 augustus om op verzoek van Margaretha van Voorst de behandeling van de zaak betreffende de erfenis uit te stellen, daar hij anders als een ongehoorzame ambtman zal worden bestraft en dus tegen hem zal worden geprocedeerd, de dato 14-08-1569.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh cum suis met bevel op hun handen af te trekken van de erfenis op verzoek van Margaretha van Voorst, of dat anders het Hof tegen hen als gewelddadigers zal gaan procederen, de dato 14-08-1569.
Brief van de ambtman van Bommel etc. aan het Hof, dat hij het bevel van 6 mei heeft uitgevoerd, maar dat als gevolg daarvan door Dirck Vijgh cum suis de bank van Driel is nedergedongen, waardoor er geen recht meer kan worden gesproken, de dato 31-08-1569.
Brief van de ridderschap van Nederbetuwe aan het Hof, dat in de zaak tussen Dirck Vijgh cum suis en Margaretha van Voorst de erfdeling behoort plaats te vinden, maar dat wegens het uitblijven daarvan de rechtbank is neergedongen, de dato 02-09-1569.
Brief van Margaretha van Voorst aan het Hof, waarin zij de ambtman en ridderschap van Nederbetuwe verdacht maakt van partijdigheid, onjuiste rechtsvoering etc., waarbij zij de hulp van het Hof inroept, de dato 08-09-1569.
Brief van de stadhouder aan de ambtman van Nederbetuwe in vervolg op de brief van de ridderschap van 2 september, dat hij de namen van de ridders aan het Hof moet doorgeven en hijzelf voor de schade en ongehoorzaamheid zal worden aangesproken, maar waarbij het Hof de brief van Margaretha van Voorst verzwijgt, de dato 12-09-1569.
Brief van het Hof over de behandeling van de zaak tussen Margaretha van Voorst en Dirck Vijgh cum suis, dat de zaak nog niet dusdanig door de weduwe is aangebracht dat er definitief kan worden gedisponeerd, de dato 19-09-1569.
Brief van de ambtman van Nederbetuwe aan het Hof in antwoord op die van 12 september, dat het niet gebruikelijk is de namen van de ridderschap door te geven en dit dus niet in de brief doet maar op een apart briefje, de dato 07-10-1569.
Brief van Margaretha van Voorst aan het Hof met aantijgingen contra Dirck Vijgh over later aangebrachte wijzigingen in haar huwelijksvoorwaarden, met verzoek om bevelen van het Hof, de dato circa 25-10-1569.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh met verzoek om binnen 14 dagen te antwoorden op het voorgaande verzoek van Margaretha van Voorst, de dato 27-10-1569.
Verantwoording van Dirck Vijgh en Claes van Gendt aan de stadhouder van het gegeven dat zij de rechtbanken hebben neergedongen, met een zestal bijlagen onder meer betreffende het wangedrag van Margaretha van Voorst en haar broer, tevens met een advies van rechtsgeleerden uit Utrecht dat het Hof in deze niet is bevoegd en de handen van de zaak dient af te trekken en dat de bevelschriften tegen de ambtman van Nederbetuwe geen enkele waarde hebben, de dato circa 01-11-1569.
Bericht van Dirck Vijgh over het neerdingen van de rechtbank van Driel, ongedateerd.
Brief van de ambtman van Bommel etc. aan het Hof met verzoek om Dirck Vijgh cum suis recht te laten wedervaren naar landrecht, daar de rechtbank van Driel nog steeds is neergedongen en er dus geen recht kan worden gesproken, de dato 14-11-1569.
Brief van Dirck Vijgh aan het Hof in antwoord op die van 27 oktober contra Margaretha van Voorst met als bijlagen de huwelijksvoorwaarden en de correcties daarin en het verbaal van de commissarissen, de dato ca. 22-11-1569.
Brief van Dirck Vijgh aan het Hof in antwoord op die van 19 september contra de aantijgingen van Margaretha van Voorst met twee bijlagen, de dato circa 23-11-1569.
Brief van de ambtman van Bommel enz. aan het Hof dat de bank van Driel door Dirck Vijgh is nedergedongen met verzoek of het Hof een middel weet om de bank weer te openen en geeft daarnaast informatie over de gevangene Dirck Maessen Driel, die geld van de geuzen zou hebben aangenomen hebben, maar dat schijnt onjuist te zijn, de dato 04-01-1570.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh en Claes van Gendt, waarbij de nederdinging van de rechtbanken wordt opgeheven met uitzondering van hun zaak, waarop een antwoord van de Hertog van Alva wordt verwacht, met bevel aan de ambtmannen van Nederbetuwe en Bommel om met de rechtspleging voort te gaan in alle andere zaken, de dato 10-01-1570.
Brief van het Hof aan de ambtmannen van Nederbetuwe en Zaltbommel met opdracht alle rechtzaken te blijven behandelen, met uitzondering van die tussen Dirck Vijgh en Claes van Gendt tegen Margaretha van Voorst, door wien de banken van Kesteren en Driel zijn neergedongen, onverkort alle rechten, een en ander in afwachting van het besluit van de Hertog van Alva, de dato 10-01-1570.
Brief van de ambtman van Bommel aan het Hof met verzoek om een scherprechter te zenden voor de executie van Ariën Reijnerssen, verzoek tot maatregelen op de nederdinging van de bank te Driel en bericht op de zaak van Derick Maessen, de dato 15-01-1570.
Brief van het Hof aan de ambtman van Bommel enz. in antwoord op diens brieven van 4 en 15 januari. Het Hof verwijst het schrijven van 10 januari en geeft aanwijzingen voor de crimele zaken, de dato 16-01-1570.
Brieven van het Hof aan Dirck Vijgh en Claes van Gendt, dat zij naar aanleiding van een verzoek van Frederick van Voorst cum suis voorlopig in het gebruik van de goederen te Zoelen zullen laten totdat daarover nader zal zijn beslist, met een oproep om op 20 februari bij het Hof te verschijnen, en dat Dirck Vijgh de zaak over de halve heerlijkheid spoedig moet aanspannen bij de stadhouder van lenen, de dato 18-01-1570.
Brief van de ambtman van Bommel aan het Hof in antwoord op die van 10 januari, waarin hij onder meer vraagt of hij vanwege de nederdinging van de bank van Driel door Dirck Vijgh en Claes van Gendt de daartoe staande boete mag opleggen, verder nog aangaande de gevangen Dirck Maessen en de vorige ambtman Robbert van Heerde etc., de dato 28-01-1570.
Brief van het Hof aan de ambtman van Bommel in antwoord op die van 28 januari, dat er recht kan worden gesproken etc. maar niets mag worden gedaan in de zaak tussen Dirck Vijgh en Claes van Gendt tegen de weduwe te Zoelen totdat er nadere orders zijn ingekomen, en verder over de gevangen Dirck Maessen en de vorige ambtman Robbert van Heerde etc., de dato 09-02-1570.
Brief van het Hof aan Margaretha van Voorst, weduwe Joost van Rossum, om naar aanleiding van het verzoek van haar zwager Claes van Gendt (en Dirck Vijgh) op 21 februari voor het Hof te verschijnen in de rechtszaak rond het Huis Zoelen, de dato 11-02-1570.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh en Claes van Gendt in vervolg op die van 18 januari om op 17 april voor het Hof te verschijnen tegen Frederick van Voorst etc., de dato 20-02-1570.
Brief van het Hof aan Margaretha van Voorst, weduwe Joost van Rossum, of zij in kan stemmen met de verklaring van Dirck Vijgh en Claes van Gendt, de dato 04-03-1570.
Brief van ambtman Claes Vijgh aan het Hof in antwoord op die van 10 januari, dat de ridderschap in Nederbetuwe hem weigert te helpen klaren en rechtspreken op grond van een verdrag van 9 oktober 1569, totdat de zaken van Dirck Vijgh en Claes van Gent tegen de weduwe van Joost van Rossum zal zijn afgedaan, met verzoek om advies wat nu verder te doen, de dato 26-04-1570.
Brief van het Hof aan het Gericht te Kesteren met last om de rechtspraak voortgang te laten vinden, met uitzondering van de zaak tussen Dirck Vijgh en Claes van Gendt tegen Margaretha van Voorst, die blijft aanstaan totdat de Hertog van Alva een besluit heeft genomen, de dato 29-04-1570.
Brief van het Hof aan ambtman Claes Vijgh als antwoord op diens schrijven van 26 april met toezending van een kopie van de brief aan de rechtbank van Kesteren, de dato 29-04-1570.
Brief van ambtman Claes Vijgh aan het Hof als reactie op de brief van 29 april met bericht dat de ridderschap meent terecht te hebben gehandeld en met verzoek om alle zaken naar het landrecht van de Nederbetuwe te mogen afhandelen, de dato 29-05-1570.
Brief van het Hof aan de ambtman Claes Vijgh in antwoord op die van 29 mei, dat het Hof niet anders kan doen dan verwijzen naar het schrijven van 29 april, daar er nog steeds geen resolutie uit Brussel is gekomen, met herhaling van het bevel van 10 januari dat alle andere partijen recht behoort te worden gedaan, de dato 31-05-1570.
Brief van het Hof aan de ambtman van Bommel etc. en de rechter en schepenen van de bank van Driel, om naar aanleiding van het vorige schrijven van 9 februari en de talrijke klachten er recht dient te worden gesproken met uitzondering van de zaak tussen Dirck Vijgh en Claes van Gendt tegen de Vrouwe van Arssen, de dato 31-05-1570.
Brieven van het Hof aan Dirck Vijgh en Claes van Gendt, waarbij zij andermaal worden gelast de rechtspraak aan de banken van Kesteren en Driel niet langer op te houden, zoals op 10 januari al was geschreven en in andere brieven van het Hof, de dato 31-05-1570.
Brief van ambtman Claes Vijgh aan het Hof in antwoord op die van 31 mei, dat de ridderschap onwillig blijft recht te spreken voordat de zaak tussen de weduwe van Joost van Rossum en haar zwagers is geëindigd, de dato 24-06-1570.
Brieven van het Hof aan Dirck Vijgh en Claes van Gendt dat zij op last van de Hertog van Alva op 27 september voor het Hof moeten verschijnen met hun schoonzuster Margaretha van Voorst om te zien of de zaak in vriendschap kan worden geschikt, of dat er anders in de zaak zal moeten worden gedaan, de dato 29-08-1570.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh en Claes van Gendt dat mede op verzoek van Reijner van Gelre, momber van Margaretha van Voorst, de verhoorsdag wordt uitgesteld van 23 oktober naar 5 november te Brussel of Antwerpen voor de Secrete Raad, de dato 02-10-1570.
Brief (beschadigd) van het Hof aan de ambtman van Bommel etc., met informatie over de zaak van Dirck Vijgh etc. gesteld op 4 november, de dato 24-10-1570.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh, Claes van Gendt en Frederick van Voorst, als erfgenamen van Joost van Rossum, op (bijgevoegd) verzoek van Reijner van Gelre om een regeling te treffen tot verkoop van enige allodiale goederen om daarmee de schuldeisers te betalen, of anders op 17 december voor het Hof te verschijnen, de dato 19-10-1571.
Brief van de ambtman van Bommel aan het Hof met de klacht dat de bank van Driel al ruim 2 jaar neergedongen is door Dirck Vijgh en Claes van Gendt, maar dat hun zaak aan het Hof van Brussel wordt behandeld, dus eigenlijk de bank weer open zou moeten kunnen, met verzoek om bevel daartoe, de dato 13-11-1571.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh en Claes van Gendt als vervolg op die van de ambtman van Bommel, dat zij worden aangedrongen zich niet langer tegen de opening van de bank van Driel te verzetten en dat bij weigering de kosten en schaden op hen zullen worden verhaald, de dato 19-11-1571.
Brief van Dirck Vijgh aan het Hof in antwoord op die van 19 november l.l., dat daar zijn zwager Claes van Gendt in het bisdom Keulen woont, hij die brief aan hem heeft gezonden om zijn mening te vernemen en daarna het Hof te antwoorden, de dato 21-01-1572.
Brief (beschadigd) van de ambtman van Bommel aan het Hof met verzoek om het antwoord van Dirck Vijgh en Claes van Gendt te mogen ontvangen, en de bank van Driel weer mag worden geopend, de dato 04-02-1572.
Brief van het Hof aan de ambtman van Bommel enz. in antwoord op die van 4 februari, dat Dirck Vijgh heeft bericht, dat zijn zwager hem nog niet heeft medegedeeld hoe hij over de zaak denkt, de dato 07-02-1572.
Brief van het Hof aan de ambtman van Bommel in antwoord op 3 niet aanwezige brieven, onder meer betreffende de zaak van Dirck Vijgh en Claes van Gendt met toezending van een brief van het Hof aan hen, de dato 18-03-1572.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh en Claes van Gendt, waarin wordt aangedrongen om toestemming tot de opening van de bank van Driel, met verwijzing naar de brieven van 19-11-1571 en 21-01-1572 de dato 18-03-1572.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh naar aanleiding van een verzoek van Reijnier van Gelre wordt hem gelast in afwachting van de beslissing van de Secrete Raad de suppliant in het rustige bezit van diens lijftocht te laten, op straffe van 100 Bourgondische daalders, of anders op 23 mei voor het Hof te verschijnen om de eis van de suppliant aan te horen, de dato 14-04-1572.
Brief vanwege de koning door de Secrete Raad te Brussel aan het Hof met een verzoek van Dirck Vijgh, waarover van het Hof advies wordt gevraagd, de dato 05-05-1572.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh, naar aanleiding van een verzoek van Frederick van Voorst c.s. over een betwist leenrecht wordt hem gelast op 21 juni voor het hof te verschijnen om tegen den suppliant te worden gehoord, de dato 08-05-1572.
Brief van het Hof aan de Secrete Raad in antwoord op de brief van 5 mei, dat de zaak tegen Dirck Vijgh in zake van spolie voor het Hof behoort, de dato 23-05-1572.
Brief van de Secrete Raad namens de koning aan het Hof met een verzoekschrift van Dirck Vijgh, met verzoek om advies etc., de dato 31-05-1572.
Brief van het Hof aan de Secrete Raad in antwoord op de brief van 31 mei. dat men geen reden ziet om van het eerdere advies inzake Dirck Vijgh af te wijken, de dato 06-06-1572.
Brief van het Hof aan Claes Vijgh, ambtman van Nederbetuwe, dat hij naar aanleiding van het provisionele decreet van 23 mei tussen Reijner van Gelre en Dirck Vijgh, de laatste moet gelasten bij provisie het goed in kwestie, het huis Zoelen, te ontruimen en om op 3 september voor het Hof te verschijnen om ten principale te antwoorden, de dato 07-06-1572.
Brief van het Hof aan de magistraat van Tiel, waarbij op verzoek van Frederick van Voorst wordt gelast tegen voldoende cautie de goederen van de suppliant, waarop door Dirck Vijgh bezating was gedaan, te ontslaan, de dato 01-08-1572.
Brief van het Hof aan Claes Vijgh, ambtman van Nederbetuwe, dat aan Reijner van Gelre een default is verleend tegen Dirck Vijgh, die opnieuw moet worden geciteerd en wel op 15 oktober, de dato 03-09-1572.
Brief van het Hof aan de magistraat van Tiel, met herhaling van het bevel om de goederen van Frederick van Voorst te ontzetten, de dato 03-10-1572.
Protest van Frederick van Voorst namens zijn zoon gedaan in het huis van en bij zijn schoonvader, kanselier Sasbout, over de inname van het Huis Zoelen door Dirck Vijgh, met verzoek hiervan aantekening te laten maken bij de leengriffier, de dato 04-11-1572.
Brief van het Hof aan Dirck Vijgh, waarin hij wordt gelast om op 19 januari 1573 voor het Hof te verschijnen in verband met de verzoeken van Frederick van Voorst betreffende het bezit van het huis Zoelen, de dato 15-12-1572.