Fragment
Fragment 1
Maandagmorgen.
Wat te doen?
Boodschappen doen, in de Super-U in Ruoms. Net zoals al die andere honderden gezinnen, zo leek het. Het was een compleet gekkenhuis, file op de D579 en geen parkeerplaats meer te krijgen. Om winkelkarretjes werd bijna geknokt.
Werd hier soms de nieuwste Apple gelanceerd?
De supermarkt zoog alle Nederlandse toeristen naar binnen. Allemaal witte velletjes, net aangekomen, vers uit Nederland. Onwetend over de chaos die hun allen – en ons – nog te wachten stond.
Binnen was het een ware hel. Eén grote optocht van winkelwagentjes en overal krijsende kinderen. De witte velletjes waren intussen – ondanks de kou in de winkel – snel rood geworden. Hysterische moeders bereikten het kookpunt. De bood-schappenbriefjes smolten in hun handen. De aanwezigheid van Calvé pindakaas, de Conimex ketjap en de koffie van Douwe Egberts vergoedde veel. Dat Franse spul is immers niet te ver-trouwen. Gewillig sloot iedereen achteraan in de immense rijen. Die maandagochtend vloog voorbij.
Fragment 2
Op ‘Aire de Dijon-Brognon’ stappen wij uit, achter de benzinepomp, juist tegenover de supermarkt. De kinderen spurten de winkel in, op jacht naar de vrieskist. Wij sjokken erachteraan, een weg banend tussen de toeristen. Veel ook met kinderen, en inderdaad, zeurende kinderen. Waarom hebben kinderen toch zo’n hekel aan de heenreis? Is het de spanning? Of het grenze-loze gevoel van vakantie? Na enkele minuten zien wij de helft van onze kinderen. De andere helft bevindt zich onder het vriespunt. Alle ijsco’s, ja, dat is een betere benaming, worden gewikt en gewogen. Letterlijk.
Uiteindelijk valt de keuze op een Cornetto en een Twister. Bij de kassa mag ik € 6,00 neertellen, ik ben lang niet de enige vader die er mistroostig op staat, die middag in Frankrijk. De kinderen kunnen niet wachten, vol verwachting lopen ze naar buiten. Mijn oudste zoon scheurt direct de wikkel van zijn Cornetto af. Voordat hij het door heeft vliegt er een halve Cornetto door de lucht. Met een ware smak valt de ijsklomp op de grond, juist voor de ingang van de supermarkt. Hij begint te brullen.
Ik ontplof.
Fragment 3
De deur van de wachtkamer zwaaide open; daar stond de man die mij weer moest laten horen. Hij keek de wachtkamer rond en glimlachte naar mij. Tot mijn verbijstering wees hij de man tegenover mij aan. De oude man moest maar even wachten. Zijn vrouw berustte, zo gaat dat hier kennelijk.
Een wachtkamer is nooit echt prettig, maar dit ging te ver. Mijn zoon liep naar buiten. Hij kon het even niet meer zien én horen. Ik dook opzichtig achter een Frans tijdschrift, zonder leesbril totaal zinloos. Maar wazig zicht is altijd beter dan iemand te zien sterven. Een rilling trok over mijn rug.
Na tien minuten ging de deur weer open. De patiënt vertrok, niet op of omkijkend. De oude man mocht. Moest. Maar hij kwam niet meer alleen overeind. Snel schoot ik te hulp. Samen met zijn vrouw bracht ik hem naar de dokter. Doodsangsten stond ik uit. Ik liep terug naar de wachtkamer, het bloed zat op mijn T-shirt en linkerbeen.
Fragment 4
Toch belandden wij ooit eens in de MAC Metz. Op de terugweg vanuit Zuid-Frankrijk. Wij hadden het de kinderen beloofd. En wij hebben het geweten. Alle Nederlandse vakantiegangers hadden die dag de MAC Metz in de vakantieplanning opgenomen. Drie kwartier wachten op lauw en vet eten was ons vooruitzicht. En we waren nog zo gewaarschuwd.
Alle omringende parkeerplaatsen waren tjokvol. Tientallen auto’s stonden wéér in de file, dit keer voor de McDrive. Hoe bedenken ze die naam?
Wij wurmden ons dapper tussen het Nederlandse blik door, huiverend van voorpret trok ik de deur van de McDonalds open. Een orkaan van geluid verpulverde in één klap mijn vakantie-gevoel. Kinderen renden achter elkaar aan en schreeuwden. Baby’s krijsten en uit de talrijke tv-schermen knalden Franse reclameboodschappen, die niemand kon verstaan.
Nederlanders.
Het stond er letterlijk bol van.
×