Samenvatting
Na de ongekende successen van de Nederlandse wielrenners in de zeventiger en tachtiger jaren, begon vanaf omstreeks 1990 een lange periode met weinig opzienbarende resultaten. Natuurlijk, ook in die magere jaren van de Nederlandse wielersport waren er aansprekende renners. Renners als Breukink, Theunisse en in een latere fase Boogerd hielden steeds weer een beetje de hoop levend dat een Nederlandse Tourzege niet onmogelijk was. Verder waren er de overwinningen van rassprinters als Blijlevens en Van Poppel. Maar het werd steeds duidelijker dat de Nederlandse renners van alle kanten door hun buitenlandse concurrenten voorbij werden gereden. En dat was niet perse omdat 'onze jongens' minder talent hadden. Voor de vaderlandse wielersport waren het magere jaren, maar voor de internationale wielersport waren het donkere jaren. De wielersport in het algemeen en de Nederlandse wielersport in het bijzonder is echter weer uit het dal geklommen. De aanpak van Rabobank heeft recent haar vruchten afgeworpen. Nederland barst ineens van de renners die een grote ronde kunnen winnen of minstens in de top van het klassement te vinden zijn. Nadat Kruijswijk in 2015 de Giro al bijna won, lukte het Dumoulin in 2017 in de voetsporen van Janssen en Zoetemelk te treden. Voor steeds meer renners wordt het rijden van een Tour de France een aantrekkelijke uitdaging, waarbij ook voor hen, net als voor de voorgaande generaties, geldt: "Als je de Tour niet hebt gereden, ben je niet echt wielrenner geweest!"