Fragment
“Wil je mij even de hamer aangeven?” vroeg mijn vader. Ik zat vaak op een bankje in de werkplaats naar mijn vader te kijken die daar de fietsen repareerde die waren opgehangen aan het plafond met twee kettingen. En ik hielp mijn vader als ik dat kon.
“Graag ook nog even de kiezentrekker,” vroeg mijn vader mij. “Welke is de kiezentrekker?” vroeg ik hem.
“Die zilverkleurige daar in de hoek op het tafeltje,” antwoordde hij. Ik moest toch altijd even zoeken want al het gereedschap lag niet geordend, maar op en stapeltje op een houten hangtafel. “Waarom heet die eigenlijk de kiezentrekker?” vroeg ik mijn vader. “Nou, je opa had al een tijd last van zeurende kiespijn. Op een gegeven moment was hij die pijn zo zat. Terwijl hij in zijn stofjas een fiets aan het repareren was pakte hij die tang die je in je handen hebt, zette die op zijn zere kies en trok hem eruit. Sindsdien noemen wij die tang de kiezentrekker.” Het zal duidelijk zijn. Mijn opa had voor mij een imposant imago en dat was met dit verhaal voor eeuwig verzegeld. Tot aan zijn dood was hij als fietsenmaker werkzaam in de zaak.
×