Fragment
‘Systeem’ is een veelgebruikt woord. Als een aantal zaken ‘even bij elkaar genomen’ moeten worden, dan ligt het woord ‘systeem’ snel in de mond. Dit veelvuldige gebruik wordt veroorzaakt doordat het woord ‘systeem’ een beetje een mode-term is dat zo abstract en zo vaag is, dat het overal op toe te passen is. Dat doet geen recht aan de diepe theoretische en filosofische dimensies die het begrip ‘systeem’, mijns inziens, heeft. Het ‘systeem’ is, weliswaar een abstract begrip maar beslist geen leeg begrip. Dit boek zal gewijd zijn aan de diepte van het systeem. Het zal trachten de wezenlijke essentie van het systeem te doorgronden.
Dat wil niet zeggen dat er tot nu toe helemaal geen theoretisch onderzoek gedaan naar het begrip ‘systeem’ en aanverwante begrippen als ‘structuur’ en ‘organisatie’ zou zijn uitgevoerd. Het systeembegrip en de systeembenadering staat al geruime tijd in de belangstelling van wetenschappers. Een groep wetenschappers ziet zelfs in een ‘algemene systeemleer’ een kandidaat voor de moeder der wetenschappen. Zo’n systeemleer kan de grondslag leggen voor het wetenschappelijk denken zijn en daarmee de eenheid der wetenschappen gestalte geven. Het accent ligt daarbij echter niet op een begripsmatige studie van het systeem. Men concentreert zich op de toepassingsmogelijkheden van het systeem zonder daarbij het abstracte begrip zelf aan een diepgaande filosofische studie te onderwerpen. Dat laat vele vragen open en onopgelost.
Een voorbeeld: in een inleidend boekje over de systeemleer wordt een systeem “een verzameling van entiteiten waartussen onderling relaties bestaan” genoemd. Deze definitie bevat, net zoals bijna alle andere definities van ‘systeem’ twee kernbegrippen, t.w. ‘entiteit’ en ‘relatie’. De schrijvers geven de voorkeur aan het woord ‘entiteit’ boven het woord ‘element’ of het woord ‘deel’, omdat deze beide woorden volgens hen te beladen zijn. ‘Element’ “wekt associaties op met het kleinste deel dat nog over bepaalde eigenschappen beschikt” terwijl ‘deel’ juist tegenovergestelde associaties oproept, aldus de schrijvers. De beide kernbegrippen worden summier toegelicht: “Entiteiten zijn primitieve termen, waardoor”, aldus de schrijvers, “de noodzaak van scherpomlijnde definiëring verdwijnt”. Een relatie is “de wijze waarop twee of meer entiteiten op elkaar betrokken zijn”. Men maakt daarbij een onderscheid tussen “relaties van een entiteit t.o.v. het geheel” en “relaties van een entiteit t.o.v. andere entiteiten”.
Maar wat betekent het voor een entiteit om een relatie te hebben tot een geheel systeem, dat zelf immers, slechts, uit entiteiten in relatie met elkaar bestaat? Is dit niet in strijd met de definitie van relatie? Of is het systeem zelf, ook een entiteit? Is de primitiviteit van het begrip ‘entiteit’ zo vanzelfsprekend dat iedereen er hetzelfde onder zal verstaan? En zo niet, moet dan niet toch een poging tot definiëring ondernomen worden? Moeten in een systeem alle entiteiten in relatie staan tot alle andere entiteiten? En zo niet, vormen twee groepen van onderling in relatie staande entiteiten tezamen weer een systeem? Of is er dan sprake van twee systemen? Wat is in feite de basis waarop een systeem als één geheel wordt genomen? Zijn dat de relaties, of de entiteiten, of beiden? En wordt daarmee dat geheel niet slechts schijn? Is er namelijk niet sprake van een simpele som van entiteiten en relaties, wat het begrip ‘systeem’ hooguit een verzameling maar in geen geval een eenheid doet zijn?
Wat is het wezen van de ‘betrokkenheid’ dat als kenmerkend voor een relatie geldt? Verliezen entiteiten niet juist hun karakter van entiteit als ze ergens in betrokken zijn? Zo niet, hoe zijn entiteiten dan in relaties betrokken? Vragen en nog eens vragen.
Om deze vragen te beantwoorden is een fundamentele visie op het begrip ‘systeem’ nodig, die doordringt tot in diepste en abstracte regionen van het menselijk denken. Het ‘systeemdenken’, uit het bovenstaande voorbeeld beperkt zich tot het aanreiken van methodes en technieken die de complexe werkelijkheid middels een systeem reduceren, beheersbaar en hanteerbaar te maken. Een dergelijk ‘systeemdenken’ wordt ingegeven door een pragmatische en instrumentele kijk op de werkelijkheid. In dit hoofdstuk wil ik pogen het systeemdenken tot een filosofisch en logisch consistent geheel uit te werken, waarbij ik zal doordringen tot de essentie van de werkelijkheid en het denken. Dit geheel zal ik de systeemontologie noemen.
In het bovenstaande ‘systeemdenken’ wordt de complexiteit van de werkelijkheid door het systeem gereduceerd. In de systeemontologie krijgt de werkelijkheid juist vorm en realiteit door het systeem. Het systeemontologisch denken is niet alleen de werkelijkheid ontrafelen (analyseren), het is tegelijkertijd de werkelijk ontplooien (synthetiseren) en laten zijn. D.w.z. de systeemontologie is een instrument voor logisch analyse maar ook een zijnsleer of ontologie. In de logische analyse vindt een wetenschappelijke benadering plaats waarin begrippen in exacte, zeg maar, mathematische verhoudingen worden gezet, op basis waarvan (algemene) systeemtheoretische relaties kunnen worden ontworpen. Daarin spelen logica en verzamelingenleer de belangrijkste rollen. Als zijnsleer beschrijft de systeemontologie de aard van de werkelijkheid, het zijn en de wording. M.a.w. in de systeemontologie worden, met behulp van de systeemtheoretische begrippen ontologie en logica tot een onverbrekelijke eenheid samengesmeed.
In drie opeenvolgende secties zullen de kernbegrippen van de systeemontologie, t.w. systeem, element en relatie worden besproken en in onderlinge samenhang worden gezet. In de laatste sectie wordt dieper ingegaan op de relatie tussen de systeemontologie en de logica en wiskunde. De positie van de systeemontologie tegen de achtergrond van de traditionele wiskunde, wetenschap en filosofie zal pas uitvoeriger worden besproken in het nawoord van dit boek.
×