Samenvatting
In 1525 schreef de humanist Erasmus een brief over syfilis aan medehumanist Szydlowiecki. De ziekte teisterde Europa inmiddels al dertig jaar. Erasmus zette syfilis bovenaan de lijst van de gruwelijkste aandoeningen, nog boven de pest en tering. Het was de ziekte waarmee het pas ontdekte Amerika de uitroeiing van zijn bevolking leek terug te betalen. "Welke plaag doorkruiste ooit met dezelfde snelheid Europa, Azië en Afrika? Welke ziekte boorde zich dieper in de aderen en ingewanden? Welke ziekte is hardnekkiger of verzet zich halsstarriger tegen de kunst en geneeswijzen van de artsen? Welke ziekte springt makkelijker door besmetting van de een naar de ander? Welke foltering is wreder?" Hoewel na verloop van tijd de ziekte milder werd, bleef het als een loden deken over Europa hangen. Syfilis bleek decennia na de besmetting alsnog iemand te kunnen doden. De angst ervoor werd alleen maar groter. Wie zo’n gruwelijke ziekte opliep, moest toch wel iets op zijn of haar kerfstok hebben, wilde God tot dit soort maatregelen overgaan. De strijd tegen syfilis was ook nauw verbonden met de onderdrukking van de vrouw. Het ‘fatsoen’ regeerde in de negentiende eeuw, vooral op seksueel gebied. En met 'het fatsoen' deed de dubbele moraal haar intrede. Wat vrouwen niet was toegestaan, werd voor de man vergoelijkt. Omdat veel vrouwen zich niet conformeerden aan deze dubbele moraal, werd de oorzaak van de verspreiding in hun schoenen geschoven, te beginnen bij de prostituee. Maatschappelijk werd de syfilispatiënt steeds meer een paria. Niet alleen vanwege het tarten van Hogere Machten, maar steeds vaker ook vanwege de verdenking van overtreding van maatschappelijke regels, meestal samengevat in de term ‘ontucht’.