Samenvatting
Als een volslagen vreemdeling belandt Namkje Koudenburg in de miljoenenstad Shanghai. Ze kijkt haar ogen uit bij de mensenmassa die op een gewone dag door de hoofdstraat trekt, lopend of fietsend, allemaal in dezelfde donkerblauwe en legergroene kleding. Omgekeerd staart de menigte haar aan alsof ze van een andere planeet komt, wat ook wel een beetje zo voelt. Dertig jaar lang heeft China verscholen gezeten achter het zogenaamde bamboegordijn. Een nietsontziende revolutie heeft een ravage aangericht. Die periode hangt nog steeds als donkere, laaghangende bewolking over het land. Maar nu staat de deur op een kier. Het Mandarijn Chinees dat Namkje heeft gestudeerd in Hong Kong kan ze nu volop in de praktijk gebruiken. Met humor vertelt ze over het zakenleven, dat geheel loopt via Staatsbedrijven. Ze raakt bevriend met mensen die haar, ondanks de strenge sociale controle, toch willen ontmoeten. Hun nieuwsgierigheid naar het buitenland wint het van hun vrees om met een buitenlandse om te gaan. Ze leert christenen van de ondergrondse kerk kennen. Het aantal gelovigen is, ondanks hevige verdrukking, explosief toegenomen. Namkje neemt je mee in haar verhaal van een klein dorpje in het noorden van Friesland naar Hong Kong, China en tenslotte Lesotho in zuidelijk Afrika.