Samenvatting
Het Koninklijk Concertgebouworkest geldt als een van de beste orkesten ter wereld. Maar de concertganger heeft geen idee welke gevechten, discussies en complexe operaties achter de schermen nodig zijn om het artistieke niveau te handhaven. Bestuur, financiën, programmering en publieksbereik zijn sleutelfactoren die permanent om voorrang strijden. Toezichthouders, directieleden, dirigenten, musici, subsidiegevers, sponsors en schenkers: afgezien van volle zalen en lovende kritieken, willen ze zelden allemaal hetzelfde. Artistieke en zakelijke belangen in evenwicht houden is een permanent gevecht. Uit alle hoeken en gaten moet geld komen. Dirigenten en solisten zijn duur, goede instrumenten kostbaar, nieuwe muziek is onrendabel. Livestreams en videomagazines concurreren met de magie van het echte concert. Theo Berkhout was tussen 1965 en 2006 als orkestbode, bibliothecaris en orkestinspecteur het geweten van het orkest. Hij liep vijfentwintig jaar mee met Bernard Haitink, zestien jaar met Riccardo Chailly en twee jaar met Mariss Jansons. Berkhout bemoeide zich met alles: van de juiste partij op de juiste muziekstandaard tot het repetitieschema van dirigenten en van het proefspel tot internationale tournees. Zijn herinneringen aan omwentelingen en vernieuwingsdriften, aan intriges en ruzies verrijken BertKoopmans analyse en tonen een indringend beeld van een negentiende-eeuwse instelling die haar weg zoekt in de eenentwintigste eeuw. Na lezing horen wij de muziek in de geweldige klankkast die Het Concertgebouw is met andere oren.