Samenvatting
Wanneer de vordering van de conservatoir beslaglegger uiteindelijk door de rechter wordt afgewezen, is het beslag ten onrechte gelegd. De beslaglegger moet dan in beginsel de eventuele schade van de beslagene vergoeden. Het feit dat er rechterlijk verlof is verleend voor het leggen van het conservatoir beslag, doet daar niet aan af. Het bijzondere karakter van deze ‘risicoaansprakelijkheid’ na ten onrechte gelegd conservatoir beslag roept belangrijke vragen op. Wat als bijvoorbeeld de vordering van de beslaglegger niet op inhoudelijke gronden is afgewezen, maar om andere redenen is gesneuveld? Wanneer vangt de verjaringstermijn van de vordering tot schadevergoeding aan? Rechtvaardigt het karakter van de aansprakelijkheid toepassing van de ‘omkeringsregel’ in de schadevergoedingsprocedure? Kunnen derden tot vergoeding van de schade worden gedwongen? Deze en vele andere vragen komen in dit boek aan de orde. Een gedeelte van het onderzoek is van rechtsvergelijkende aard. Hoe springt men in België en Duitsland door de verschillende dogmatische hoepels en wat kan daarvan voor de Nederlandse rechtspraktijk worden geleerd?