Fragment
Het is donker. Veel donkerder dan normaal. De maan schijnt op het grote pakhuis waar ik voor sta. De sirenes klinken luid en schel. Achter mij staan 16 gewapende specialisten die weten wat ze doen. 16! En dat allemaal voor 1 persoon! Ik loop naar de grote deuren van het pakhuis. 3 politieagenten volgen mij en staan gewapend naast de deur. Ik probeer de deur open te maken. Hij zit niet op slot maar kraakt wel. Het krakende geluid galmt door het pakhuis. Het is er donker en een agent geeft me een zaklamp waarmee ik voor me uit kan schijnen. Grote stoffige stellingen doemen voor me op. Ik loop naar binnen. Hier heb ik 6 maanden aan gewerkt. 6 maanden lang zoek ik hem en nu zit hij als een rat in de val. Hoe meer ik naar binnen loop hoe meer ik van het pakhuis zie. Het is kolossaal. Ik loop nog verder naar binnen en hoor voetstappen; het wordt stil. De agenten kijken elkaar aan en wijzen naar boven. Zachtjes vervolgen we onze weg naar de trap. De trap is gammel en kraakt. 1 voor 1 gaan we naar boven. Op de 1ste verdieping liggen helmen en extra gereedschap. In elke hoek staat een kast. De 3 agenten en ik lopen elk naar een kast. Met krakende voetstappen loop ik naar de kast. Ik doe hem open: niets. Naast de kast ligt een zeil. Met een wapen in mijn rechterhand trek ik het zeil weg. “Jij.”
×