Samenvatting
Drieënveertig jaar is Naeeda Aurangzeb al Nederlander. En al drieënveertig jaar lang, 365 dagen per jaar wordt ze ongevraagd blootgesteld aan opmerkingen en goedbedoelde doch misplaatste grapjes over haar culturele achtergrond en religie. Er wordt getwijfeld of ze wel Nederlands genoeg is, of ze te vertrouwen is. Of ze écht zo ruimdenkend is, of toch een wolf in schaapskleren? ‘Geef dan eens een voorbeeld van zo’n nare opmerking,’ vragen haar witte collega’s en vrienden geregeld als ze probeert haar ervaringen te delen. Achteraf weet je precies wat je eigenlijk had moeten antwoorden, maar op het moment zelf val je stil. Het zijn namelijk vaak vrij alledaagse opmerkingen, maar ze elke dag, week in, week uit moeten horen gaat een mens niet in de koude kleren zitten. Dat soort taal kruipt in je hoofd en lijf. Nu is het tijd om de stilte te doorbreken. Want de voorbeelden in dit boek zijn voor mensen van kleur elke dag opnieuw hun werkelijkheid, soms in de vorm van een simpele opmerking vermomd als grapje, soms goedbedoeld maar daarom niet minder pijnlijk, soms openlijk racistisch en wreed. Maar allemaal gebaseerd op vastgeroeste, soms onbewuste, vooroordelen. Dit boek is de optelsom van al die - op het eerste oog onschuldige - interacties die Aurangzeb en haar naaste vrienden van kleur dag in, dag uit met witte Nederlanders heeft.