Fragment
In het midden van de grote zaal waren Peire Vidal en Arnaut Daniël in een discussie verwikkeld over het ware ridderschap. Wanneer werd men de perfecte ridder, welke goede eigenschappen mocht men verlangen? Vidal somde op wat volgens hem de vijf belangrijkste ridderwaarden waren: Eer, kracht en moed, trouw, vrijgevigheid en eerlijkheid. Arnaut Daniël kon het daarmee eens zijn. Hij vulde de vijf aan met een aantal andere eisen. De troubadour vond het minstens zo belangrijk dat de ridder de zwakkeren, ouderen en vrouwen in bescherming zou nemen. Goed gedrag jegens alle vrouwen en gelijkgezinde adel was vanzelfsprekend. Er klonken geluiden van goedkeuring uit het publiek. Niet alleen van de edele ridders, ook de vrouwen lieten zich horen. Zelfs de een of andere geestelijke knikte instemmend. Al was het jammer dat trouw aan het geloof er niet bij vermeld werd.
‘Kent u een ridder die al deze eigenschappen in zich herbergt?’ Met de kans alle aanwezige edelen te beledigen, was dit een hele gevaarlijke vraag van Peire Vidal. Uit zijn vleiende blik was af te lezen dat volgens hem iedere edelman die kwaliteiten in zich had. Zou zijn opponent een goed antwoord kunnen geven?
‘Buiten onze edele weldoener heer Ramon bedoelt u te zeggen?’ Arnaut Daniël kreeg de lachers op zijn hand en kreeg verdiend applaus. De troubadour glimlachte en maakte een lichte buiging naar alle kanten. Ook Vidal klapte luchtig mee. Het was het juiste antwoord geweest. De twee bouwden verder aan hun verhaal. Legden uit waarom zij zich deze vraag gesteld hadden.
‘Koning Arthur en zijn ridders van de Tafelronde zijn het zinnebeeld van ridderschap.’ De stem kwam uit het publiek. Iedereen draaide zich in de richting vanwaar het antwoord gekomen was. Trouvère Gace Brulé stapte naar voren in het licht. Hij boog voor de graaf en liep toen zelfverzekerd naar zijn twee kompanen in het midden.
‘Excuseert u mij mijn opdringerigheid Sire.’ Hij boog nogmaals naar Ramon de Tolosa en de Noord-Franse minstreel bedankte zijn weldoener om aan het hof te mogen optreden. De twee andere troubadours keken gemaakt geïrriteerd, alsof zij zwaar beledigd waren door de onderbreking van deze tweederangs praatjesmaker. Het publiek wist desalniettemin dat het allemaal een onderdeel van het spel was. De trouvère maakte overdreven verontschuldigingen naar zijn collega’s en vroeg toestemming om zijn antwoord uit te mogen leggen. Een hoofdknik van de een, een handgebaar van de ander en gelach van de toehoorders.
‘Aan het hof van uw nicht, prinses Marie van Frankrijk in de Champagne verkeerde lange tijd de beroemde epische dichter Chrétien de Troyes. Als ik me niet vergis hebt u hem zelfs in die dagen wel eens horen spreken.’ Gace Brulé sprak rechtstreeks tot de graaf om het verhaal op gang te brengen. De edelman knikte instemmend, hij kende de genoemde dichter en leek zich zelfs de verhalen over Arthur te herinneren. Er verscheen een glimlach om zijn mond. Dit zouden zijn gasten geweldig vinden. De trouvère zag de reactie van zijn weldoener en wist al dat zijn optreden een succes zou worden. Hij legde kort aan het publiek uit wie Chrétien de Troyes was geweest. Daarna vertelde hij in grote lijnen het heldenepos van de Britse koning en zijn trouwe ridders. Er kwamen reacties uit het publiek dat zij dit verhaal of delen ervan al eens gehoord hadden. De Noord-Franse minnezanger liet zich door deze commentaren niet uit het veld slaan. Hij begon uit te leggen dat Chrétien later ook het verhaal over de perfecte ridder had geschreven. Een nobele edelman die alle genoemde kwaliteiten bezat en nog meer. In alles wat hij deed was hij trouw aan de koning en trouw aan God. Al zijn ervaringen maakten hem tot een wijs en ontwikkeld man. Altijd op zoek naar het avontuur en vastberaden ieder onrecht te bestrijden kwam graaf Perceval uiteindelijk in een onherbergzaam gebied bij de graalburcht aan. De edele ridder aanschouwde de graal zonder de meest noodzakelijk vraag te stellen. De volgende dag bij het ontwaken was de burcht verdwenen en van de graal was geen spoor meer te bekennen. Ditmar had nieuwsgierig zijn oren gespitst toen het graafschap Champagne, in combinatie met Troyes, genoemd werd. Het nam hem mee terug in de tijd, alweer zo lang geleden. De naam van die graalridder klonk bekend, maar de pelgrim wist niet precies waardoor. Toen de graalburcht werd beschreven, wist hij het weer.
‘Dit verhaal ken ik’, fluisterde hij opgewonden tegen de maarschalk. Heer Guérin keek verrast naar zijn metgezel. De jongeman bleef hem iedere keer verbazen. Hun gefluister werd onderbroken door de verteller.
‘U vindt mijn heldenepos niet interessant, heer broeder?’ Het publiek draaide zich in de richting waar de trouvère naar keek. Graaf Ramon wreef in zijn handen. Een wending die het optreden nog aantrekkelijker maakte. Gace Brulé keek quasi verongelijkt. Hij vond het prachtig dat zich deze gelegenheid voordeed. Interactie met zijn publiek, hij genoot daarvan.
‘Neemt u mijn onbehouwen gedrag niet kwalijk edele heer.’ Zonder schroom stapte Ditmar wat naar voren. Hij voelde geen onzekerheid op dit moment, want hij kende de oorsprong van het verhaal. In zijn enthousiasme had hij misschien de voorstelling verstoord; dit was niet zijn bedoeling geweest.
‘Uw stuntelende gedrag is u vergeven, zoals koning Arthur het narrengedrag van Perceval kon vergeven.’ Het publiek klapte om de spitsvondigheid van de minnezanger. Dit kon niet ingestudeerd zijn. De broeder was een gast, net als zij. Ditmar glimlachte om het antwoord en klapte mee met de anderen.
‘De onschuldige onwetendheid van een onervaren edele man’, diende de pelgrim van repliek. Opnieuw was er een waarderende reactie van de toehoorders. De pelgrim had het optreden niet opzettelijk verstoord. Aan zijn antwoord merkte men dat hij een oplettend luisteraar was geweest. De trouvère knikte instemmend, ook hij kon dit antwoord appreciëren.
‘Wilt u ons misschien deelgenoot maken van uw opmerking zojuist? U kent het verhaal zegt u, maar ik vertel het werkelijk voor de allereerste keer. En wij kunnen onze luisteraars garanderen dat wij elkaar niet eerder hebben ontmoet.’ Ditmar beaamde dit naar de graaf en al zijn gasten. Plotseling ontwaarde hij het vriendelijke gezicht van abbé Benoit. Daardoor raakte hij kort van slag, maar de bonhomme knikte hem goedkeurend toe.
‘Vergeeft u mij op voorhand mijn gebrekkige uitleg edele dames en heren. Ik bezit niet de kwaliteiten die deze geweldige dichters en zangers wel hebben. Deze middag mocht ik al even kort met hen kennismaken. Hun woorden van venijn zijn scherper dan menig zwaard, waarbij hun woorden van liefde zachter zijn dan satijn.’ De drie troubadours klapten bewonderend en bogen het hoofd. Hij had hen op hun waarde geschat. Maarschalk de Montaigut kon een bulderende lach niet onderdrukken. Het was precies het juiste antwoord geweest. Ditmar legde uit dat hij vele jaren geleden een soortgelijk verhaal had gehoord van de eerwaarde monseigneur Guillaume du Perche, telg uit een roemrucht Normandisch geslacht. Nu luisterde iedereen aandachtig naar de woorden van de jonge onbekende broeder. De jongeman herhaalde de avonturen die hij over Conde Val Perche had gehoord en daarna het uitzonderlijke verhaal over Castello Santo Caliz, het kasteel van de Heilige Kelk. Ditmar keek zelfverzekerd rond, dit kon iedereen toch combineren? De verhalen die ooit vol trots verteld werden aan het hof van Champagne, waren door een kunstenaar tot een mythisch epos omgetoverd. De troubadours waren sprakeloos, de luisterende edelen en geestelijken besluiteloos. Moesten zij nu applaudisseren voor dit wel erg vergezochte verhaal? Graaf Val Perche werd simpelweg ridder Percheval? Of moest men de brutale vlerk uitjouwen en hem laten wegsturen? Iedere gast keek verwachtingsvol naar graaf Ramon. De gastheer en zijn vrouw waren even verbaasd als hun gasten, toen begon de gravin te lachen en te klappen, gevolgd door de graaf. Zij konden deze geschiedenis absoluut waarderen. Waargebeurd of niet, het was indrukwekkend verteld. Iedereen klapte en juichte, de minnezangers complimenteerden de verteller met het mooie verhaal. Gace Brulé fluisterde dat de pelgrim zeer waarschijnlijk gelijk had. Hij knipoogde en hield een vinger voor zijn mond. Vooral niet verder vertellen, leek hij te zeggen.
×