Samenvatting
Na de Bijbel heeft sedert de late Middeleeuwen geen boek zoveel vormende kracht uitgeoefend op het recht en de samenleving als het Corpus Iuris Civilis. Honderden jaren heeft de wetgeving van de oost-romeinse keizer Justinianus (1527-565) in Europa een allesoverheersende invloed gehad op het Europese recht in de breedste zin van het woord: op de rechtsgeleerde wetenschapsbeoefening, op de rechtspraak, op de vorming van bestuursnormen en tenslotte op de structuur van de civielrechtelijke wetgevingen die in de 18e en 19e eeuw in Europa tot stand kwamen. In het voetspoor van een onderwijstraditie waaraan in de 2e en 3e eeuw na Chr. Romeinse juristen als Gaius, Ulpianus en Paulus in leerboeken gestalte was gegeven, werden 533 door enkele rechtsgeleerden de Institutiones opgesteld, een leerboek met kracht van wet. Het werd vervaardigd naar het model van de gelijknamige, in de late oudheid veel gebruikte inleiding van de jurist Gaius en diende ertoe om de studenten in de rechtsgeleerdheid het grondpatroon van het geldende recht bij te brengen. Sedert de 17e eeuw werd het systematisch model van de Insitutiones bijna overal in Europa het voorbeeld bij uitstek voor deopbouw van het privaatrechtelijk rechtssysteem, dat zijn verankering en positivering vond in vele nationale codificaties, waaronder het Nederlandse Burgerlijk Wetboek. Voor het eerst wordt in een vele jaren omspannende onderneming het Corpus iuris civilis in het Nederlands vertaald en uitgegeven in een kolommeneditie, waarin de Latijnse en de Nederlandse tekst naast elkaar zijn gezet. Het werk richt zicht tot juristen, historici, classici, theologen en allen die zich betrokken voelen bij de antieke grondslagen van ons recht en onze samenleving. Het beoogt een dieper begrip te kweken voor de groeiende unificatie van het recht in Europa door zicht te bieden op de rechtseenheid in het recente verleden, zoals deze bestond op grond van het Romeinse recht. Ten slotte is het bedoeld als een barrière tegen het geleidelijk verbleken van het besef van de betekenis van de Justiniaanse codificatie als fundament onder de rechtscultuur in vrijwel alle landen in het Avondland.
In het voetspoor van een onderwijstraditie, waaraan in de tweede en derde eeuw na Chr. door Romeinse juristen als Gaius, Ulpianus en Paulus in leerboeken gestalte was gegeven, werden in 533 door enkele rechtsgeleerden de 'Institutiones' opgesteld, een leerboek met kracht van wet. Het werd vervaardigd naar het model van de gelijknamige, in de late oudheid veel gebruikte Inleiding van de jurist Gaius en diende ertoe om de studenten in de rechtsgeleerdheid het grondpatroon van het geldende recht bij te brengen.
Sinds de zeventiende eeuw werd het systematisch model van de 'Institutiones' in Europa het voorbeeld bij uitstek voor de opbouw van het privaatrechtelijk rechtssysteem, dat zijn verankering en positivering vond in vele nationale codificaties, waaronder het Nederlandse Burgerlijk Wetboek.